Vocabulaire_6_1

  1. betreuren
    lamentar

    We betreuren het dat de gemeente bezuinigt op de bibliotheek. De bibliotheek is toch belangrijk en noodzakelijk!

    Thea betreurt het dat ze niet meer tijd voor haar kinderen heeft.
  2. overnemen
    tomar, asumir / adoptar (costumbres)

    Door de veranderingen neemt de bibliotheek taken over van andere culturele instellingen.

    Toen de directeur ziek was, namJan de leiding over.

    Je mag deze fiets voor tien euro van mij overnemen.

    Hij nam in Italië de gewoonte van de Italianen over om 's middags te slapen.
  3. pleite
    alegar

    In zijn toespraak pleitte hij voor meer subsidie voor culturele organisaties.

    De partij pleitte voor minder reclame op de televisie.
  4. de verhouding
    la proporción / la relación / una relación

    De verhouding fictie- non-fictie is in deze bibliotheek ongeveer 60-40.

    De verhouding tussen Engeland en Frankrijk is veel beter geworden.

    De professor vertelde over de verhouding tussen boeken en films.

    Onder Japanse schijvers zijn naar verhouding veel vrouwen.

    Ik heb een verhouding met een Nederlands.
  5. voornaam
    destacado, importante, principal / nombre / distinguido

    De voornaamste taak van de blibliotheek is informatie bieden. Dat kan in de vorm van boeken, maar ook door internetmogelijkheden aan te bieden.

    De voornaamste reden van zijn bezoek is de verjaardag van zijn moeder.

    De voornaam van mevrouw Van Balen is Angelique.

    We krijgen vanavond voorname gasten.
  6. achten
    estimar, considerar

    Het bestuur acht sluiting van dit filiaal niet noodzakelijk.

    De commissie achtte de uitspraak van de rechter onjuist.
  7. niet heilig zijn
    No ser un santo

    De verkoopcijfers zijn niet heilig. Het gaat niet alleen om de hoeveelheid winst; ook de waardering van ons product is belangrijk.
  8. kampen met
    enfrentarse con

    Dit tijdschrift kampt al maanden met verlies. De redactie probeert nu terug te komen met een nieuwe formule.

    Ze had te kampen met een slechte gezondheid.
  9. overhalen
    convencer, persuadir

    Ik heb wel duizend redenen en argumenten gegeven, maar ik kon hem niet overhalen om lid te worden van de boekenclub. Jammer!

    We hebben mijn broer niet kunnen overhalen om met ons mee op vakantie te gaan.
  10. de strijd
    lucha, pelea

    Wat denk je, wint de bibliotheek de strid tegen de televisie en de computer?

    Karin heeft de strijd tegen haar ziekte gewonnen.

    Roken in deze kamer is in strijd met de regels.
Author
erre
ID
79126
Card Set
Vocabulaire_6_1
Description
Nederlands vocabulaire, Nederlands op Niveau thema 7
Updated