-
zo...dat / integendeel / lang niet zo... als / hoe...hoe / daardoor / zodat.
Mannen zorgen___ vaak voor de kinderen___ vrouwen.
lang niet zo... als
-
zo...dat / integendeel / lang niet zo... als / hoe...hoe / daardoor / zodat.
___meer je werkt, ___ minder tijd je overhoudt voor je gezin.
hoe...hoe
-
zo...dat / integendeel / lang niet zo... als / hoe...hoe / daardoor / zodat.
Sommige mannen vinden hun werk ___belangrijk,___ze vergeten dat ze ook nog kinderen habben.
zo...dat
-
zo...dat / integendeel / lang niet zo... als / hoe...hoe / daardoor / zodat.
Steeds meer vrouwen gaan werken___kunnen mannen meer tijd aan de kinderen besteden.
zodat.
-
zo...dat / integendeel / lang niet zo... als / hoe...hoe / daardoor / zodat.
Niet iedereen heeft bezwaar(exepciones) tegen de traditionele rolverdeling(reparto) ______ veel mensen habben er vrede mee.
integendeel = de lo contrario
-
zo...dat / integendeel / lang niet zo... als / hoe...hoe / daardoor / zodat.
In veel gezinnen werken de man en de vrouw allebei,____ ze ook allebei voor de kinderen kunnen zorgen.
daardoor = por lo tanto
-
zich het vuur uit de sloffen lopen
- heel erg veel werken
- Heel erg hard zijn best doen.
-
aan de zijlijn staan
er niet bij betrokken(involved) zijn
-
het niet (meer) zien zitten
ergens (geen) goede verwachtingen van hebben.
-
in een zwart gat vallen
Plotseling in een als uitzichtloos(sin esperanza) ervaren situatie terechtkomen.(end up)="plotseling in een droevige ervaring met zonder hoop"
-
ergens overheen komen
iets verwerken(arreglado), er geen last of verdriet meer van hebben.
-
geen erg hebben in
iets niet merken (erg = para nada)
-
1-verharding =
2-vervaging =
3-toenemend =
4-onverschilliger =
5-bewering =
6-inspannen =
7-aangenamer=
- 1-Endurecimiento
- 2-desenfoque
- 3-Aumento
- 4-indiferente
- 5-afirmación
- 6-esfuerzo
- 7-agradable
-
1- bereid =
2- volk =
3- overtuiginggen =
4- verstedelijking =
5- welvaart =
6- V-snaar =
7- zorzame samenleving =
8- Betrokkenheid =
- 1 - preparado
- 2 - Las personas
- 3 - creencias
- 4 - la urbanización
- 5 - el bienestar
- 6 - V-cinturón
- 7- sociedad solidaria
- 8- involved
-
1- aan de slag gaan =
2- voor de kost zorgen =
3- zicht het vuur uit de sloffen lopen =
4- aan de zijlijn staan =
5- het niet (meer) zien zitten =
6- in een zwart gat vallen =
7- ergens overheen komen =
8- geen erg hebben in =
- 1- begint met iets
- 2- het eten betalen=werken om in zijn levensonderhoud(coste de vida)te kunnen voorzien(provide)
- 3-zicht heel erg uitsloven(exagerar)bezig voor iets of iemand
- 4- er niet bij betrokken(involved) zijn=niet me doen
- 5-ergens (geen) goede verwachtingen van hebben.
- 6-Plotseling in een als uitzichtloos(sin esperanza) ervaren situatie terechtkomen.
- 7-iets verwerken(arreglado), er geen last of verdriet meer van hebben.
- 8-iets niet merken (erg = para nada)
-
daardoor (normale zin + inversie ) / want (normale zin) / doordat ( bijzin )
1- ___vrouwen steeds vaker buitenshuis werken, veranderen de gezinsstructuren.
doordat
-
daardoor (normale zin + inversie ) / want (normale zin) / doordat ( bijzin )
2- De gezinstructuren veranderen ____ vrouwen werken steeds vaker buitenshuis.
want
-
daardoor (normale zin + inversie ) / want (normale zin) / doordat ( bijzin )
3- Vrouwen werken steed vaker buitenshuis. ____veranderen de gezinsstructuren.
daardoor
-
daardoor (normale zin + inversie ) / want (normale zin) / doordat ( bijzin )
4- De gezinsstructuren veranderen ___ vrouwen steeds vaker buitenshuis werken.
doordat
-
daardoor (normale zin + inversie ) / want (normale zin) / doordat ( bijzin )
5- Vrouwen werken steeds vaker buitenshuis; ___ veranderen de gezinsstructuren.
daardoor
-
1- en...en
2- niet ... en ook niet
3- of... of...
- 1- Zowel mannen als vrouwen moeten voor de kinderen zorgen.
- 2- Er is noch in het kinderdagverblijf noch in de creche plaats voor onze kinderen.
- 3- Steeds meer vrouwen werken, hetzij parttime hetzij fulltime
-
1- op het moment dat, in de tijd dat
2- in het geval dat.
3- allen dan ( geef een voorwaarde aan)
4 - Formel taal.
- 1- Veel vrouwen gaan weer werken als de kinderen wat ouder zijn.
- 2- als Guusje morgen nog ziek is, bel ik de dokter.
- 3- als u nu lid wordt, krijgt u 10% korting.
- 4- wij kunnen vanavond uit indien u dat wents.
-
1- alleen als, noit aan het begin van een zin.
2- behalve als, maar niet als, noit aan het begin van een zin.
3- op het moment dat, se combina siempre con el pasado.
4- en op hetzelfde moment
5- en op hetzelfde moment (tegenstelling)
6- duid een logish gevolg aan, nunca al pricipio de una oracion.
7- word altijd gecombineerd met een adjectief
8-word altijd gecombineerd met een comparative, verbind worden en zinnen.
- 1- U kunt dit boek ruilen mits u de bon nog hebt.
- 2- U krijgt subsidie tenzij uw inkomen te hoog is.
- 3- Toen de kinderen nog klein waren , werkte ik partime.
- 4- Terwijl jij met je ouders praat, zal ik eten koken.
- 5- Hij heeft altijd financiele problemen, terwijl hij toch een goede baan heeft.
- 6- Hellen gaat een dag minder werken zodat ze wat meer tijd heeft.
- 7- De vraag naar kinderopvang is zo groot, dat er wachtlijsten zijn ontstaan.
- 8- Hoe meer tijd je met kinderen besteedt, hoe beter de band met ze wordt.
-
de handeling in de ene zin vindt plaats voor de handeling in de andere zin.
antes que/ por eso
- 1- Hij brengt de kinderen naar school (om 8:30 huur)
- voordat hij naar zijn werk gaat ( om 8:45 huur)
- 2-Hij gaat naar zijn werk ( om 8:45 huur)
- Daarvoor breng hij de kinderen naar school (om 8:30 huur)
-
de handeling in de ene zin vindt plaats na de handeling in de andere zin.
despues de / a continuacion o y despues
- 1- Ik heb een baan gevonden ( in december)
- nadat ik die cursus had gedaan ( in juli)
- 2- Ik heb die cursus gedaan ( in juli)
- daarna heb ik een baan gevonden ( in december)
-
De plaats van er in de zin
1- als plaatsaanduiding = indicar un lugar
2- in combinatie met een propositie
3- in combinatie met een numerale
4- als voorlopig subject
5- in pasieve sinnen zonder subject
- 1- Ken je Utrecht? Zeker, ik heb er vijf jaar gewoond.
- 2- Ik pak een kopje koffie voor je. Wat wil je erin, suiker?
- 3- Heb jij nog sigaretten? Ja, ik heb er nog twee.
- 4- Er is iemand voor je aan de telefoon.
- 5- Er werd gedanst en gezongen op het feest.
-
De plaats van het verwijzende er in de zin.
-Hoofdzinnen
1-subject / verbum / er / rest
2-(...) / verbum / subject/ er/ rest
3- subject / verbum / reflexief/ er / rest
4- er / verbum / indefiniet subject / rest
- 1- Ik / heb / er / vijf jaar gewoond.
- 2- Sinds kort / woont / julia / er / ook
- 3- Karel / heeft / hem / er / drie gegeven.
- 4-Er / heeft / iemand / voor je gebeld.
-
De plaats van het verwijzende er in de zin. Bijzinnen
1- hoofdzin / conjuntie / subject / er / rest.
2- hoofdzin / conjuntie / subject / reflexief / er / rest.
3- hoofdzin / conjuntie / er / indefiniet subject /rest
- 1- Hij vertelde / dat / jullia / er / sinds kort ook woont.
- 2- Ik ga weg / omdat / ik / me / er / liever niet mee bemoei.
- 3- Ik weet niet / of / er / iemand / voor je heeft gebeld.
-
Maak zinnen: zodat / noch... noch / tenzij / zo ...dat / mits / terwijl / toen.
1. De mogelijkheden voor kinderopvang worden steeds better/ Steeds meer vrouwen kunnen gaan werken.
1-De mogelijkheden voor kinderopvang worden steed better zodat steeds meer vrouwen kunnen gaar werken.
-
Maak zinnen: zodat / noch... noch / tenzij / zo ...dat / mits / terwijl / toen.
2- De oppas kan vanavon niet op de kinderen passen./ Jouw moeder kan vanavond ook niet op de kinderen passen.
2- Noch de oppas noch jouw moeder kan vananvond op de kinderen passen
-
Maak zinnen: zodat / noch... noch / tenzij / zo ...dat / mits / terwijl / toen.
3- Jan zorgt meestal voor het eten/ Hij is pas laat klaar met zijn werk.
3 -Jan zorgt meestal voor het eten tenzij (solo si, al menos que ) hij pas laat klaar met zijn werk kaar is.
-
Maak zinnen: zodat / noch... noch / tenzij / zo ...dat / mits / terwijl / toen.
4. We waren gisterenavond laat thuis./ De oppas was op de bank in slaap gevallen.
4- We waren gisteren zo laat thuis that de oppas op de bank in slaap was gevallen.
-
Maak zinnen: zodat / noch... noch / tenzij / zo ...dat / mits / terwijl / toen.
5- U kunt gebruik maken van de buitenschoolse opvang./ Uw zoon is jonger dan 13 jaar.
5- U kunt gebruik maken van de buitenschoolse opvang mits uw zoon jonger dan 13 jaar is.
-
Maak zinnen: zodat / noch... noch / tenzij / zo ...dat / mits / terwijl / toen.
6- In Denemarken gaat 48% van de kinderen naar een creche. ? In Spange is dat maar 2%.
6- In Denemarken gaat 48% van de kinderen naar een creche terwijl dat in Spange maar 2% is.
-
Maak zinnen: zodat / noch... noch / tenzij / zo ...dat / mits / terwijl / toen.
7. Mijn dochtertje had koorst. / Ze mocht niet naar het kinderdagverblijf.
7. Toen mijn dochtertje koorst had, mocht ze niet naar het kinderdagverblijf.
-
Vul in: zowel... als / als / hetzij...hetzij / hoe... hoe / voordat / nadat / daarvoor / daarna.
1-___ik naar huis ga, haal ik altijd eerst de kinderen op van school.
voordat
-
Vul in: zowel... als / als / hetzij...hetzij / hoe... hoe / voordat / nadat / daarvoor / daarna.
2- U moet voor 1 maart reageren ____ telefonisch ____ schriftelijk.
hetzij...hetzij
-
Vul in: zowel... als / als / hetzij...hetzij / hoe... hoe / voordat / nadat / daarvoor / daarna.
3- In 1985 werkte slechts 30% van de vrouwen ___ is het aantal werkende vrouwen behoorlijk toegenomen.
Daarna
-
Vul in: zowel... als / als / hetzij...hetzij / hoe... hoe / voordat / nadat / daarvoor / daarna.
4- ____in Duitsland _____ in Spanje gaat maar 2% van alle kinderen naar de creche.
zowel.... als
-
Vul in: zowel... als / als / hetzij...hetzij / hoe... hoe / voordat / nadat / daarvoor / daarna.
5 -Sinds de geboorte van onze zoon werkt Jaap parttime; ___ werkte hij fulltime.
daarvoor
-
Vul in: zowel... als / als / hetzij...hetzij / hoe... hoe / voordat / nadat / daarvoor / daarna.
6 ____ je meer tijd met je kinderen besteedt, krijg je een betere band met ze.
als
-
Vul in: zowel... als / als / hetzij...hetzij / hoe... hoe / voordat / nadat / daarvoor / daarna.
7- _____ jonger de kinderen zijn, ____ minder tijd je voor jezelf overhoudtt.
hoe...hoe
-
Vul in: zowel... als / als / hetzij...hetzij / hoe... hoe / voordat / nadat / daarvoor / daarna.
8- Mijn oma verhuisde naar een bejaardentehuis ____ mijn opa was overleden.
nadat
-
Verschil in betekenis
1- Noch Johan noch Myra heef tijd om boodschappen te doen.
2- Zowel Johan als Myra heef tijd om boodschappen te doen.
3- Hetzij Johan hetzij Myra heeft tijd om boodschappen te doen.
- 1-zij hebben allebei geen tijd
- 2 -zij hebben allebei tijd
- 3 -een van hen kan de boodschappen doen.
-
Verschil in betekenis
1- Ik kom naar je feestje mits Harm komt.
2- Ik kom naar je feestje tenzij Harm komt.
- 1- ik ga alleen als Harm komt.
- 2- Ik ga naar het feest maar niet als Harm komt.
-
Vul in: aan de slag gaan / oorzaak / fors / deeltijd / kinderopvang / wachtlijst / oplopen / gastouder
1- In sommige grote winkels is er ___ zodat ouders rustig kunnen winkelen.
2- Naomi wil in ____gaan werken zodat ze meer tijd heeft voor de kinderen.
3-Weet jij wat de ____ is van de lange wachtlijsten voor kinderopvang?
4- Vandaag is de laatste dag van mijn vacantie. Maandag ___ ik weer______
5-Door een tekort aan geld en personeel ontstaat er in veel ziekenhuizen een _____ voor opertaties.
6- Het wordt morgen mooi weer. De temperatuur kan ____tot zo'n 25 graden celsius.
7- Het aantal moeder dat werkt is de laatste vijftien jaar ___ toegenomen: wel 20 procent.
8-Monica is ____ ze past op de kinderen van drie vriendinnen die overdag werken.
- 1-kinderopvang
- 2-deeltijd
- 3-oorzaak
- 4- ga...aan de slag
- 5- wachtlijst
- 6-oplopen
- 7-fors
- 8-gastouder
|
|