-
der Deckel
de/ het decksel
-
-
Ich mag kein Fisch
Ik mag geen vis
-
-
-
-
-
-
sehr befreundet sein
zeer bevriend zijn
-
-
-
tauschen / umtauschen
ruilen
-
-
unterrichten
lesgeven, onderwijzen
-
-
schreien, brüllen
schreeuwen
-
selbstständig
zelfstandig
-
erziehen / aufziehen
opvoeden
-
ärgerlich, langweilig, lästig
vervelend
-
-
Schön wär's!
Helaas niet!
-
- ganz und gar nicht
- keineswegs
- überhaupt nicht
helemaal niet
-
- gerade
- ordentlich
net
-
-
-
-
-
- heimlich
- hinterhältig
- heimtückisch
stiekem
-
-
-
-
-
-
-
-
wischen, kehren, fegen
vegen
-
unsicher
onzeker, onveilig
-
vorschlagen
voorstellen, opperen
-
jdn. überreden
iem. overhalen
-
-
-
die Feierlichkeit
de plechtigheid
-
-
-
-
-
-
-
-
|
|
