-
-
-
Dignus, digna, dignum + abl
Waard, waardig
-
Malo, malui (malle)
Liever willen
-
-
Vis, acc vim, abl vi (vrl)
Kracht, geweld
-
Nullus, nulla, nullum
Geen (enkel)
-
Specto (spectare)
Kijken naar, zien
-
-
Metuo, metui (metuęre)
Vrezen
-
-
Propter + acc
Vanwege, door
-
Similis, simile + gen/dat
- 1. Gelijk aan
- 2. Gelijkend op
-
Invenio, inveni (invenire)
Vinden, aantreffen
-
-
Nolo, nolui (nolle)
Niet willen
-
Tango, tetigi (tangęre)
Aanraken
-
Sedes, sedis (vrl)
- 1. (Zit) plaats
- 2. Woonplaats
-
Cerno, crevi (cernęre)
Zien
-
Cogo, coëgi (cogęre)
- 1. Dwingen
- 2. Bijeenbrengen
|
|