Marketing_Chap13_FN.csv

  1. Le commerce
    de handel
  2. l'offre, la proposition
    het aanbod
  3. ce supermarche est bien achalande en produits frais
    deze supermarkt heeft een groot aanbod aan verse producten
  4. decliner (= refuser) une offre
    een aanbod afslaan (= afwijzen)
  5. cette offre est valable jusqu'a epuisement du stock
    dit aanbod geldt zolang de voorraad strekt
  6. l'offre de ces produits a augmente
    het aanbod van die producten is gegroeid
  7. obtenir une offre avantageuse
    een voordelig aanbod krijgen
  8. faire une offre avantageuse
    een voordelig aanbod doen
  9. obtenir une offre desavantageuse
    een nadelig aanbod krijgen
  10. faire une offre desavantageuse
    een nadelig aanbod doen
  11. offre sans engagement
    vrijblijvend aanbod
  12. offre variee
    gevarieerd aanbod
  13. article en promotion
    de aanbieding
  14. l'achat, l'acquisition
    de aanschaf
  15. acquerir
    aanschaffen (schafte aan / heeft aangeschaft)
  16. acquerir des nouveautes
    nieuwigheden aanschaffen
  17. acheter
    afnemen (nam af / heeft afgenomen)
  18. acheter des services ou des biens
    diensten of goederen afnemen
  19. ecouler, vendre
    afzetten (zette af / heeft afgezet)
  20. ecouler un lot de cafe
    een partij koffie afzetten
  21. commercial, commercialement
    commercieel
  22. ils ont un tres bon sens commercial
    ze gaan heel commercieel te werk
  23. commercialement (= d'un point de vue commercial)
    vanuit commercieel oogpunt
  24. le succes commercial
    het commercieel succes
  25. le departement, le service
    de dienst(-en)
  26. rendre service a quelqu'un
    iemand een dienst bewijzen
  27. un service (= une section = un departement)
    een tak van de dienst
  28. a votre service
    tot uw dienst
  29. offrir ses services
    zijn diensten aanbieden
  30. revendre
    doorverkopen (verkocht door / heeft doorverkocht)
  31. le bien, la marchandise
    het goed(-eren)
  32. biens cher
    dure goederen
  33. biens bon marche
    goedkope goederen
  34. un lot de marchandises
    een partij goederen
  35. navire et cargaison
    schip en goederen
  36. la libre circulation des biens
    bet vrije verkeer van goederen
  37. biens de consommation
    consumptiegoederen (= verbruiksgoederen)
  38. biens d'exportation
    exportgoederen
  39. biens d'importation
    importgoederen
  40. biens d'equipement (= d'investissement)
    kapitaalgoederen
  41. le commerce
    de handel
  42. commerce itinerant (= vente itinerante)
    ambulante handel
  43. un article qui est suivi
    een artikel dat in de handel blijft
  44. commerce interieur
    binnenlandse handel
  45. commerce exterieur
    buitenlandse handel
  46. commerce florissant
    bloeiende handel
  47. commerce deperissant
    kwijnende handel
  48. commercialiser un produit (= lancer un produit sur le marche)
    iets in de handel brengen
  49. commerce de distribution
    distribuerende handel
  50. commerce equitable
    eerlijke handel
  51. exercer une activite commerciale (= pratiquer un commerce)
    handel drijven
  52. etre dans le commerce de gros (=faire du commerce en gros)
    in bet groot handel drijven
  53. faire le commerce de vin (= vendre du vin)
    handel drijven in wijn
  54. le commerce des biens (marchands)
    de effectieve handel
  55. entrer dans le commerce
    in de handel gaan
  56. etre dans le commerce
    in de handel zijn
  57. etre bon pour le commerce
    goed voor de handel zijn
  58. etre mauvais pour le commerce
    slecht voor de handel zijn
  59. commerce international
    internationale handel
  60. commerce speculatif
    speculatieve handel
  61. retirer quelque chose de la vente
    iets uit de handel nemen
  62. marche libre
    vrije handel
  63. marche noir
    zwarte handel
  64. commerce de detail
    detailhandel
  65. commerce d'exportation
    porthandel (= uitvoerhandel)
  66. commerce de(= en) gros
    groothandel
  67. commerce d'importation
    importhandel(= invoerhandel)
  68. commerce
    koophandel
  69. commerce de demi-gros
    tussenhandel
  70. l'achat, la commission, la course, l'emplette
    de inkoop(inkopen)
  71. etre charge des achats
    belast zijn met de inkopen
  72. achat a credit (= a temperament)
    inkopen op krediet
  73. faire des achats (= commissions = courses = emplettes)
    inkopen doen
  74. acheter, s'approvisionner, faire des achats (= commissions = courses = emplettes)
    inkopen(kocht in / heeft ingekocht)
  75. j'ai achete ces marchandises a un prix trop eleve
    ik heb die goederen te duur ingekocht
  76. Aupres de quels fournisseurs vous approvisionnez-vous ?
    Bij welke leveranciers koopt u in?
  77. mes amis ont non seulement fait les courses pour moi, ils ont egalement cuisine
    mijn vrienden hebben niet alleen voor mij ingekocht, ze hebben ook gekookt
  78. l'achat, le marche
    de koop
  79. rompre (= resilier) un marche
    een koop breken (= ongedaan maken = opzeggen)
  80. door le marche est rompu
    de koop gaat niet
  81. bon achat
    goede koop
  82. mauvais achat
    slechte koop
  83. faire(= conclure = passer) un marche
    een koop sluiten
  84. mettre en vente
    te koop aanbieden
  85. etre en vente
    te koop zijn
  86. la marchandise
    de koopwaar(-waren)
  87. vanter sa marchandise
    zijn koopwaar aanprijzen
  88. etaler sa marchandise
    zijn koopwaar uitstallen
  89. acheter
    kopen(kocht / heeft gekocht)
  90. acheter chez quelqu'un
    bij iemand kopen
  91. acheter sur catalogue
    uit een catalogus kopen
  92. acheter comptant
    contant kopen
  93. acheter cher
    duur kopen
  94. acheter bon marche
    goedkoop kopen
  95. acheter en gros
    in het groot kopen
  96. acheter sur echantillon
    op stalen kopen
  97. acheter a temperament (= a credit)
    op afbetaling kopen
  98. acheter a credit (= a terme)
    op krediet (= termijn) kopen
  99. payer a la livraison
    op levering kopen
  100. acheter avec un benefice
    tegen winst kopen
  101. acheter a perte
    tegen verlies kopen
  102. acheter qqch. a quelqu'un
    iets van iemand kopen
  103. se ruiner en achats
    zich arm kopen
  104. couter
    kosten (kostte / heeft gekost)
  105. cela coute tant en transport
    dat kost zoveel aan transport
  106. Combien cela coute-t-il?
    Hoeveel kost het?
  107. couter pas mal
    aardig wat kosten
  108. couter cher
    geld kosten
  109. couter les yeux de la tete
    een hoop geld kosten
  110. le cout, les couts, les depenses, les frais
    de kosten
  111. estimer les frais
    de kosten(be)ramen
  112. couvrir les frais
    de kosten dekken
  113. supporter les frais
    de kosten dragen
  114. subvenir aux frais
    bijdragen in de kosten
  115. prendre les couts a sa charge
    kosten dragen
  116. facturer les couts supplementaires
    de extra kosten in rekening brengen
  117. acheter a grands frais
    tegen hoge kosten kopen
  118. couts (in)directs
    (in)directe kosten
  119. pousser a la depense
    op kosten jagen
  120. ne pas regarder a la depense
    niet op de kosten kijken
  121. entrainer de grosses depenses
    veel kosten meebrengen
  122. couts et frais
    kosten en onkosten
  123. aux frais de
    op kosten van
  124. etre sorti des frais
    uit de kosten zijn
  125. couts variables
    variabele kosten
  126. couts fixes
    vaste kosten
  127. cela n'engage pas de frais
    er zijn geen kosten aan verbonden
  128. tous frais payes
    vrij van alle kosten
  129. franco
    vrij van kosten
  130. couts d'achats
    aanschafkosten (= aankoopkosten = inkoopkosten = koopkosten)
  131. cout de la main d'oeuvre
    arbeidskosten
  132. frais d'escompte
    discontokosten
  133. cout de distribution
    distributiekosten
  134. frais d'expedition
    expeditiekosten
  135. frais d'encaissement
    incassokosten
  136. cout salarial
    loonkosten
  137. cout de production
    productiekosten
  138. cout de la publicite
    reclamekosten
  139. frais d'envoi
    verzend(ings)kosten
  140. le marche
    de markt(-en)
  141. dependant du marche
    afhankelijk van de markt
  142. le marche europeen
    de Europese markt
  143. le marche noir
    de zwarte markt
  144. avoir la cote (= etre demande = etre en vogue)
    goed in de markt liggen
  145. vendre en-dessous du prix
    onder de markt verkopen
  146. commercialiser sur le marche
    op de markt brengen
  147. arriver sur le marche
    op de markt komen
  148. retirer du marche
    uit de markt nemen
  149. marche aux fleurs
    bloemenmarkt
  150. la foire (= le marche annuel)
    jaarmarkt
  151. marche aux puces
    rommelmarkt (= vlooienmarkt)
  152. marche aux poissons
    vismarkt
  153. marche des changes
    wisselmarkt (= valutamarkt)
  154. l'affaire, le marche, la transaction
    de transactie(-s)
  155. conclure un marche
    een transactie aangaan
  156. passer un marche
    een transactie afsluiten
  157. annuler un marche
    een transactie annuleren
  158. transaction commerciale
    handelstransactie
  159. la vente
    de verkoop(-kopen)
  160. vente a temperament
    verkoop op afbetaling
  161. vente a credit
    verkoop op krediet
  162. vente a distance
    verkoop op afstand
  163. la promotion de la vente
    de bevordering/stimulering van de verkoop
  164. vente a decouvert
    blanco verkoop
  165. mettre en vente(libre)
    in de(vrije) verkoop brengen
  166. vente directe
    directe(= rechtstreekse) verkoop
  167. vente indirecte
    indirecte(= onrechtstreekse) verkoop
  168. mettre en vente
    in de verkoop doen
  169. vente en gros
    verkoop in het groot
  170. vente en demi-gros
    verkoop door tussenhandel
  171. vente a domicile
    verkoop aan huis
  172. achat et vente
    koop en verkoop
  173. retirer de la vente
    uit de verkoop nemen
  174. vente a la criee/aux encheres
    verkoop bij opbod
  175. vente publique
    openbare verkoop
  176. la vente au comptant
    de verkoop tegen contante betaling
  177. la mevente
    de tegenvallende verkoop
  178. la televente
    de telefonische verkoop
  179. les ventes diminuent
    de verkoop loopt terug (= daalt)
  180. vente au detail
    detailverkoop
  181. vente en ligne
    onlineverkoop
  182. le porte-a-porte
    huis-aan-huisverkoop
  183. vente de liquidation
    opheffingsverkoop
  184. vente par correspondance
    postorderverkoop
  185. vente a l'essai
    proefverkoop
  186. vente a terme
    termijnverkoop
  187. la methode de vente
    de verkoopmethode(-s)
  188. vendre
    verkopen (verkocht / heeft verkocht)
  189. vendre a la criee (= aux encheres)
    bij opbod verkopen
  190. vendre cher
    duur verkopen
  191. vendre bon marche
    goedkoop verkopen
  192. faire du porte-a-porte
    huis aan huis verkopen
  193. vendre qqch. a perte
    iets onder de inkoopprijs verkopen
  194. vendre en promotion
    in de reclame verkopen
  195. vendre en solde
    in de opruiming verkopen
  196. vendre au detail
    in het klein verkopen
  197. vendre en gros
    in het groot verkopen
  198. vendre au rabais
    met korting verkopen
  199. vendre a perte
    met verlies verkopen
  200. vendre avec benefice
    met winst verkopen
  201. vendre a credit
    op krediet verkopen
  202. casser les prix (= vendre a vil prix)
    tegen afbraakprijzen verkopen
  203. vendre au comptant
    tegen contante betaling verkopen
  204. vendre a prix coutant
    tegen kostprijs verkopen
  205. bien vendre quelque chose sur Internet
    iets voordelig verkopen op het internet
  206. mal vendre quelque chose sur Internet
    iets nadelig verkopen op het internet
  207. representer
    vertegenwoordigen(vertegenwoordigde / heeft vertegenwoordigd)
  208. representer une entreprise
    een bedrijf vertegenwoordigen
  209. la representation
    de vertegenwoordiging(-en)
  210. representation exclusive
    alleenvertegenwoordiging
  211. la demande
    de vraag (vragen)
  212. demande constante
    aanhoudende vraag
  213. ne pas pouvoir faire face a la demande
    de vraag niet kunnen bijhouden
  214. la demande est plus forte que prevue
    de vraag is groter dan voorzien
  215. il y a une forte demande de matieres premieres
    er is veel vraag naar grondstoffen
  216. les personnes
    de mensen
  217. l'acheteur
    de afnemer (-s)
  218. le franchisseur
    de franchisegever (-s)
  219. le franchise
    de franchisenemer (-s)
  220. le commercant
    de handelaar (-laren/-s)
  221. marchand de
    de handelaar in
  222. le grossiste
    groothandelaar (= de grassier = de grossist)
  223. le detaillant
    kleinhandelaar (= detailhandelaar = de detaillist = de retailer)
  224. intermediaire
    tussen handelaar
  225. le representant
    de handelsagent (-en)
  226. representant en materiel sportif
    handelaar in sportmateriaal
  227. la chambre de commerce
    de Kamer van Koophandel
  228. le caissier
    de kassier(-s)
  229. il y a de moins en moins de caissiers a la caisse
    er staan steeds minder kassiers aan de kassa
  230. la caissiere
    de caissiere (= de kassierster = de kassajuffrouw)
  231. le client
    de klant(-en)
  232. un bon client
    een goede klant
  233. le client a toujours raison (= le client est roi)
    de klant is koning
  234. client fidele
    vaste (= trouwe) klant
  235. avoir des clients
    klanten hebben
  236. attirer des clients
    klanten lokken
  237. perdre des clients
    klanten verliezen
  238. gagner des clients
    klanten winnen
  239. la clientele
    de (vaste) klanten
  240. se faire (=s'attacher) une clientele
    een klantenkring opbouwen
  241. avoir une clientele nombreuse (=avoir une grosse clientele)
    veel klandizie (= klanten) hebben
  242. le marchand
    de koopman (-lieden/-lui)
  243. marchand de
    de koopman in
  244. marchand forain
    marktkoopman
  245. le colporteur
    straatkoopman
  246. l'acheteur
    de koper(-s)
  247. trouver acquereur pour
    een koopman vinden voor
  248. l'acheteuse
    de koopster
  249. le colporteur
    de kramer(-s)
  250. le marchand sur le marche
    marktkramer
  251. le fournisseur
    de leverancier(-s)
  252. fournisseur attitre
    vaste leverancier
  253. l'intermediaire
    de tussenpersoon(-sonen)
  254. servir d'intermediaire
    als tussenpersoon dienen
  255. le vendeur
    de verkoper(-s)
  256. vendeur-ne
    geboren verkoper
  257. vendeur convaincant
    overtuigende verkoper
  258. vendeur de porte a porte (= le colporteur)
    huis-aan-huis verkoper
  259. la vendeuse
    de verkoopster
  260. le representant
    de vertegenwoordiger(-s)
  261. representant en vins
    de vertegenwoordiger in wijnen
  262. la representante
    de vertegenwoordigster
  263. representant de commerce
    handelsvertegenwoordiger
  264. le revendeur
    de wederverkoper(-s)
  265. le commercant
    de winkelier(-s)
  266. commercant fiable
    betrouwbare winkelier
  267. commercant non fiable
    onbetrouwbare winkelier
  268. le boulanger
    de bakker
  269. le marchand de legumes
    de groenteboer (=de groenteman)
  270. l'epicier
    de kruidenier
  271. le laitier
    de melkboer
  272. le boucher
    de slager
  273. le poissonnier
    de visboer
  274. la commercante
    de winkelierster
  275. La distribution et les formes de vente
    De distributie en de vormen van verkoop
  276. La distribution
    De distributie
  277. marchander
    afdingen(dong af / heeft afgedongen)
  278. marchander sur le prix
    afdingen op de prijs
  279. il en demandait 500 mais je lui ai fait baisser son prix a 420
    hij wilde er 500 voor hebben, maar ik kon afdingen tot 420
  280. l'article, le produit
    het artikel(-en/-s)
  281. adapter un produit pour l'export
    een artikel aanpassen voor de export
  282. un succes de vente
    een goedlopend artikel
  283. un produit a la mode
    artikel dat in de mode is
  284. un produit en vogue
    artikel dat in trek
  285. cet article ne se vend pas bien
    dat artikel loopt niet goed
  286. cet article se vend bien
    dat artikel loopt goed
  287. remplacer par un produit similaire
    door een soortgelijk artikel vervangen
  288. article tendance
    trendy artikel
  289. on ne fait pas l'article
    wij verkopen dit artikel niet
  290. cet article est tres demande
    er is veel vraag naar dit artikel
  291. realiser un benefice sur la vente d'un article
    winst maken op een artikel
  292. ce magasin propose un vaste choix d'articles degrijfes
    die winkel biedt een grote keuze aan merkloze artikelen
  293. les invendus
    de niet verkochte artikelen
  294. les articles sont en cours d'expedition
    de artikels zijn onderweg
  295. disponible
    beschikbaar
  296. disponible de (= sur) stock
    beschikbaar uit voorraad
  297. approvisionner
    bevoorraden(bevoorraadde / heeft bevoorraad)
  298. l'approvisionnement
    de bevoorrading
  299. le catalogue
    de catalogus (catalogi/-sen)
  300. imprimer un catalogue
    een catalogus afdrukken
  301. commander un catalogue
    een catalogus bestellen
  302. catalogue par ordre alphabetique
    alfabetische catalogus
  303. catalogue par ordre methodique
    systematische catalogus
  304. reprendre un nouveau produit dans le catalogue
    een nieuw product opnemen in de catalogus
  305. la caisse
    de kassa(-'s)
  306. payer a Ia caisse
    aan(= bij)de kassa betalen(= afrekenen)
  307. aller(= passer)a la caisse
    naar de kassa gaan
  308. invendable
    onverkoopbaar
  309. le surplus
    het overschot
  310. un surplus d'articles saisonniers
    een overschot aan seizoen(s)gebonden artikelen
  311. le surplus
    het surplus
  312. stocker le surplus
    het surplus opslaan
  313. faire les courses, faire les magasins
    winkelen (winkelde / heeft gewinkeld)
  314. faire les soldes
    winkelen tijdens de uitverkoop
  315. le teleachat
    telewinkelen / teleshoppen
  316. Les formes de vente
    De vormen van verkoop
  317. le colportage, le demarchage a domicile
    de colportage
  318. definir le colportage legalement
    de colportage wettelijk bepalen
  319. la franchise
    de franchise
  320. donner une franchise
    een franchise geven
  321. la franchise
    de franchising
  322. demander une franchise
    een franchising aanvragen
  323. la vente conjointe
    de koppelverkoop
  324. la vente conjointe est interdite par la loi
    de koppelverkoop is verboden door de wet
  325. l'etal
    de (het) kraam (kramen)
  326. demonter un etal
    een kram afbreken
  327. monter un etal
    een kram opzetten
  328. l'etal(du marche)
    marktkraam
  329. le marche(-le lieu)
    de markt(-en)
  330. acheter au marche
    op de markt kopen
  331. vendre au marche
    op de markt staan
  332. la halle (= le marche couvert)
    de overdekte markt
  333. les achats a domicile
    het thuiswinkelen
  334. la prevente
    de voorverkoop
  335. prevente de tickets de concert
    de voorverkoop van concertplaatsen
  336. la revente
    de wederverkoop
  337. le magasin
    de winkel(-s)
  338. approvisionner un magasin
    een winkel bevoorraden
  339. avoir un magasin
    een winkel hebbenn
  340. tenir un magasin
    een winkel houden
  341. fermer un magasin
    een winkel sluiten
  342. magasin bien achalande
    goed gesorteerde winkel
  343. un camion superette
    een rijdende winkel
  344. travailler dans un magasin
    in een winkel staan
  345. faire du leche-vitrine
    winkels kijken
  346. la chaine de magasins
    de winkelketen(-s)
  347. la fermeture d'une chaine de magasins
    de sluiting van een winkel
  348. l'ouverture d'une chaine de magasins
    de opening van een winkel
  349. l'ouverture du dimanche de cette chaine de magasins
    de zondagsopening van die winkel
  350. l'affaire, le commerce
    de zaak(zaken)
  351. affaire florissante
    goedlopende zaak
  352. ouvrir un commerce
    een zaak openen/oprichten
  353. le commerce
    handelszaak
  354. le commerce international
    de internationale handel
  355. les accises, l'impot indirect
    de accijns(-cijnzen)
  356. l'agence (commerciale)
    de agentuur(-turen)
  357. hebben avoir une agence a l'etranger
    een buitenlandse agentuur
  358. l'impot, le fisc
    de belasting(-en)
  359. le certificat
    het certificaat(-caten)
  360. certificat phytosanitaire
    fytosanitair certificaat
  361. certificat de circulation des marchandises
    certificaat inzake goederenverkeer
  362. certificat d'origine
    certificaat van oorsprong
  363. certificat de garantie
    garantiecertificaat
  364. l'escompte
    het disconto(-'s)
  365. prendre a l'escompte
    in disconto nemen
  366. faire escompter
    in disconto geven
  367. escompte hors banque
    particulier disconto
  368. la douane
    de douane(-s)
  369. l'exportation, les exportations
    de export(-en)
  370. produits destines a l'exportation
    goederen voor de export
  371. exportation de copitaux
    kapitaalexport
  372. exporter
    exporteren (exporteerde / heeft geexporteerd)
  373. exporter vers
    exporteren naar
  374. l'importation, les importations
    de import
  375. le controle a l'import(ation)
    de controle bij de import
  376. importer
    importeren (importeerde / heeft geimporteerd)
  377. importer via un pays de transit du Bresil
    via een doorvoerland importeren uit Brazilie
  378. l'encaissement, le recouvrement
    het incasso(-'s)
  379. l'incoterm
    de incoterm(-s)
  380. dedouaner (-a l'importation)
    inklaren(klaarde in / heeft ingeklaard)
  381. dedouaner les marchandises venant de l'etranger
    de goederen vanuit het buitenland inklaren
  382. le dedouanement
    de inklaring(-en)
  383. le certificat de dedouanement
    het bewijs van inklaring
  384. l'importation, les importations
    de invoer
  385. avoir un apercu des importations
    een overzicht van de invoer hebben
  386. importations et exportations
    invoer en uitvoer
  387. importer
    invoeren(voerde in / heeft, is ingevoerd)
  388. declarer des marchandises importees
    ingevoerde goederen vrijmaken
  389. rendu à port de destination [DAT: Delivered at Terminal]
    geleverd op bestemming
  390. rendu à lieu de destination [DAP: Delivered at Place]
    geleverd ter plaatse
  391. à l'usine [EXW: Ex Works]
    af fabriek
  392. franco transporteur [FCA: Free Carrier]
    vrij tot vervoerder
  393. franco le long du navire [FAS: Free Alongside Ship]
    vrij langszij schip
  394. franco à bord [FOB: Free on Board]
    vrij aan boord
  395. couts et frais [CFR: Cost en Freight]
    kostprijs en vracht
  396. port paye assurance comprise jusqu'a ... [CIP:Carriage and Insurance Paid to ...]
    vrachtvrij inclusief verzekeren tot ...
  397. port payé jusqu'a ... [CPT: Carriage Paid to ...]
    vrachtvrij tot ...
  398. cout, assurance et frais [CIF: Cost, Insurance and Freight]
    kostprijs, verzekering en vracht
  399. rendu droits acquittes [DDP: Delivered, Duty Paid]
    franco inclusief rechten
  400. le carnet de commandes
    het orderboek(-en)
  401. carnet de commandes bien rempli
    goed gevuld orderboek
  402. les droits
    de rechten
  403. etre exempt de droits
    vrij van rechten zijn
  404. droits de douane
    douanerechten
  405. droits d'importation
    invoerrechten (= importrechten)
  406. droits d'exportation
    uitvoerrechten (= portrechten)
  407. le risque
    het risico(-'s)
  408. couvrir le risque
    het risico dekken
  409. risque lie au paiement
    betalingsrisico
  410. risque lie au commerce
    handelsrisico
  411. risque nul
    nulrisico
  412. le tarif
    het tarief(-rieven)
  413. tarifs protecteurs
    beschermende tarieven
  414. tarifs nouveaux
    nieuwe tarieven
  415. tarif douanier
    douanetarief
  416. le transit
    de transit
  417. le transit de ce port est interdit
    de transit van die haven is verboden
  418. dédouaner (a l'exportation)
    uitklaren (klaarde uit / heeft uitgeklaard)
  419. dedouaner un navire en partance pour Londres
    een schip naar Londen uitklaren
  420. le dédouannement
    de uitklaring (-en)
  421. l'exportation, les exportations
    de uitvoer
  422. importations et exportations
    in- en uitvoer
  423. exporter
    uitvoeren (voerde uit / heeft, is uitgevoerd)
  424. exporter vers l'Asie du Sud-Est
    uitvoeren naar Zuidoost-Azie
  425. escompter
    verdisconteren (verdisconteerde / heeft verdisconteerd)
  426. l'autorisation
    de vergunning(-en)
  427. recevoir une autorisation
    een vergunning krijgen
  428. accorder une autorisation
    een vergunning verlenen
  429. demander une autorisation
    een vergunning vragen
  430. autorisation d'importation
    invoervergunning (= importvergunning)
  431. autorisation d'exportation
    uitvoervergunning (= exportvergunning)
  432. la lettre de connaissement
    de vrachtbrief(-brieven)
  433. la lettre de change, la traite
    de wissel(-s)
  434. l'acceptation d'une lettre de change
    de acceptatie van een wissel
  435. annuler une traite
    een wissel annuleren
  436. un billet au porteur (= un effet payable a presentation)
    een wisselbetaalbaar aan toonder
  437. traite a 30 jours
    wissel op 30 dagen
  438. traite a vue
    wissel op zicht
  439. traite a longue echeance
    wissel op langzicht
  440. la lettre de change expire demain
    de wissel vervalt morgen
  441. la lettre de change, la traite
    de wisselbrief(-brieven)
  442. Les personnes
    De mensen
  443. le commissionnaire
    de commissionair(-s)
  444. l'agent de change
    de commissionair in effecten
  445. commissionnaire a l'exportation
    exportcommissionair
  446. commissionnaire a l'importation
    importcommissionair
  447. l'expeditionnaire
    de declarant(-en)
  448. l'expeditionnaire s'occupe du dedouanement
    de declarant zorgt voor de in- en uitklaring
  449. l'exportateur
    de exporteur(-s)
  450. le partenaire commercial
    de handelspartner(-s)
  451. la relation commerciale
    de handelsrelatie(-s)
  452. l'importateur
    de importeur(-s) / de invoerder(-s)
  453. l'exportateur
    de uitvoerder(-s)
  454. les differentes etapes de l'achat et de la vente
    kopen en verkopen: stappen

    • La demande et l'offre
    • Aanvraag en offerte
  455. la demande
    de aanvraag(-vragen)
  456. disponible sur(simple) demande
    op aanvraag beschikbaar
  457. l'appel d'offres, la demande de devis
    offerteaanvraag
  458. demande de prix
    prijsaanvraag
  459. le devis
    het bestek(-ken)
  460. etablir un devis
    een bestek opmaken
  461. le document
    het document(-en)
  462. presenter un document
    een document voorleggen
  463. verifier la validite d'un document
    de geldigheid van een document nakijken
  464. document de douane
    douanedocument
  465. document commercial
    handelsdocument
  466. document d'importation
    invoerdocument(= importdocument}
  467. document de livraison
    leveringsdocument
  468. document d'exportation
    uitvoerdocument(= exportdocument)
  469. document d'embarquement
    verschepingsdocument
  470. document de transport
    vervoersdocument
  471. l'escompte, la reduction
    de korting(-en)
  472. offrir(= donner = accorder) une reduction
    een korting aanbieden(= geven = toestaan = verlenen)
  473. obtenir une reduction
    een korting genieten/toepassen
  474. appliquer une reduction
    een korting toepassen
  475. 5% d'escompte pour reglement au comptant
    5% korting voor contante betaling
  476. sans reduction
    zonder korting
  477. le devis, l'offre(de prix)
    de offerte(-n/-s)
  478. demander une offre
    een offerte aanvragen
  479. refuser une offre
    een offerte afwijzen
  480. faire une offre
    een offerte doen
  481. retirer une offre
    een offerte intrekken
  482. soumettre une offre
    een offerte voorleggen
  483. offre detaillee
    gedetailleerde offerte
  484. offre spontanee
    ongevraagde offerte
  485. joindre des echantillons a son offre
    met zijn offerte een aantal stalen opsturen
  486. offre ferme
    vaste offerte
  487. offre sans engagement
    vrijblijvende offerte
  488. renvoyer au devis
    naar de offerte verwijzen
  489. offre de prix
    prijsofferte
  490. le prix
    de prijs(prijzen)
  491. je vous ferai une remise supplementaire de cinquante euros
    ik zal nog vijftig euro van de prijs afdoen
  492. prix convenu
    afgesproken (= bedongen = overeengekomen) prijs
  493. calculer le prix
    de prijs berekenen
  494. prix accessible
    betaalbare prijs
  495. prix indicatif
    indicatieve prijs
  496. prix ferme(= fixe = impose)
    vaste(= vastgestelde) prijs
  497. c'est compris dans le prix
    dat is bij(= in) de prijs inbegrepen
  498. prix a convenir(= a debattre)
    prijs nader overeen te komen
  499. le prix joue un role lors de la decision d'achat
    de prijs speelt een rol bij de aankoopbeslissing
  500. prix sous reserve
    prijs onder voorbehoud
  501. les prix indiques s'entendent hors taxes
    de opgegeven prijzen zijn exclusief belasting(en)
  502. les prix indiques s'entendent toutes taxes comprises
    de opgegeven prijzen zijn inclusief belasting(en)
  503. prix d'achat
    aankoopprijs(= aanschafprijs = koopprijs)
  504. prix depart(= ex)usine
    affabriekprijs
  505. prix de base
    basisprijs
  506. prix brut
    brutoprijs
  507. prix(de) catalogue
    catalogusprijs
  508. prix a la consommation
    consumentenprijs
  509. prix de detail
    detail(handels)prijs
  510. prix unitaire
    eenheidsprijs
  511. prix d'usine
    fabrieksprijs
  512. prix de facture
    factuurprijs
  513. prix franco(a) domicile
    francoprijs
  514. prix garanti
    garantieprijs
  515. prix de gros
    groothandelsprijs(= grossiersprijs)
  516. prix commercial(= marchand)
    handelsprijs
  517. prix de lancement
    introductieprijs(= kennismakingsprijs = lanceer prijs)
  518. prix d'achat
    koopprijs
  519. prix de revient
    kostprijs (= inkoopprijs)
  520. prix a la livraison
    leveringsprijs
  521. prix maximum (= plafond)
    maximumprijs (= plafondprijs)
  522. le supplement de prix
    meerprijs
  523. prix minimum (= plancher)
    minimumprijs
  524. prix net
    nettoprijs
  525. prix imprime
    opdrukprijs
  526. prix a la production
    producenten prijs
  527. prix de reference
    referentieprijs
  528. prix indicatif
    richtprijs
  529. prix standard
    standaardprijs

    • prix a la piece(= prix a l'unite = prix unitaire)
    • stukprijs
  530. prix global
    totaalprijs
  531. prix de vente
    verkoopprijs(= verkoopprijs)
  532. prix d'ami
    vriendenprijs
  533. prix de vente en magasin
    winkel prijs
  534. la liste de prix, le prix courant
    de prijslijst(-en)
  535. le devis, l'offre de prix
    de prijsopgave(-n/-s)
  536. accepter un devis
    een prijsopgave aanvaarden
  537. etablir un devis
    een prijsopgave doen
  538. fournir un devis
    een prijsopgave verstrekken
  539. la reduction, la remise, la ristourne
    het rabat(-ten)
  540. la demande, la requete
    het verzoek(-en)
  541. refuser une demande
    een verzoek afslaan
  542. acceder a une demande
    een verzoek inwilligen
  543. accorder une demande
    een verzoek toestaan
  544. a la demande generale
    op algemeen verzoek
  545. demande d'informations
    verzoek om inlichtingen(= informatie)
  546. demande de prix
    verzoek om prijsopgave
  547. adresser une demande de paiement a qqn
    een verzoek tot betaling tot iemand richten
  548. demande de paiement
    betalingsverzoek
  549. La commande
    De bestelling
  550. l'expediteur
    de afzender(-s)
  551. prendre contact avec l'expediteur
    contact opnemen met de afzender
  552. l'expeditrice
    de afzendster(-s)
  553. le bon de commande
    de bestelbon(-nen/-s)
  554. bon de commande complementaire
    aanvullende bestelbon
  555. le bon de commande, le formulaire de commande
    het bestelformulier(-en)
  556. signer le bon (= formulaire) de commande
    het bestelbon ondertekenen
  557. commander
    bestellen (bestelde / heeft besteld)
  558. commander quelque chose a quelqu'un
    iets bij iemand bestellen
  559. commander des vetements par correspondance
    kleren uit een catalogus bestellen
  560. la commande, la livraison
    de bestelling(-en)
  561. livrer une commande
    een bestelling(af)leveren
  562. executer une commande
    een bestelling uitvoeren
  563. annuler une commande
    een bestelling annuleren
  564. confirmer une commande
    een bestelling bevestigen
  565. enregistrer une commande
    een bestelling opnemen
  566. traiter une commande
    een bestelling verwerken, een bestelling in behandeling nemen
  567. payable a la commande
    te betalen bij(de) bestelling
  568. passer une commande
    een bestelling doen(= opgeven = plaatsen)
  569. commande en cours de livraison
    lopende bestelling
  570. sur commande
    op bestelling
  571. le restant(= le solde) de votre commande
    het restant van uw bestelling
  572. commande en cours d'execution
    bestelling in uitvoering
  573. commande ferme
    vaste bestelling
  574. retard de livraison
    vertraging in de bestelling
  575. commande en gros
    bulkbestelling
  576. commande supplementaire
    nabestelling
  577. commande d'essai
    proefbestelling
  578. commande urgente
    spoedbestelling
  579. le numero de commande
    het bestelnummer(-s)
  580. confirmer
    bevestigen(bevestigde / heeft bevestigd)
  581. la confirmation
    de bevestiging(-en)
  582. la confirmation des donnees
    de bevestiging van de gegevens
  583. confirmation de la reception
    ontvangstbevestiging
  584. confirmation de commande
    orderbevestiging
  585. le client, le donneur d'ordre
    de opdrachtgever(s)
  586. client(= donneur d'ordre) identique
    identieke opdrachtgever
  587. mentionner le client (= le donneur d'ordre)
    de opdrachtgever melden
  588. la cliente(= la donneuse d'ordre)
    de opdrachtgeefster(-s)
  589. la commande, l'ordre
    de order(-s)
  590. prendre une commande
    een order opnemen
  591. passer une commande
    een order plaatsen
  592. executer une commande
    een order uitvoeren
  593. ordre de paiement
    order tot betaling
  594. commande supplementaire
    vervolgorde
  595. disponible, en vente
    verkrijgbaar
  596. epuise
    niet meer verkrijgbaar
  597. disponible sur demande
    op aanvraag verkrijgbaar
  598. disponible partout
    overal verkrijgbaar
  599. disponible nulle part
    nergens verkrijgbaar
  600. disponible moyennant un supplement de 60 EURO
    verkrijgbaar tegen een meerprijs van 60 EURO
  601. l'obligation
    de verplichting(-en)
  602. obligation complementaire
    aanvullende verplichting
  603. imposer une obligation
    een verplichting opleggen
  604. obligation de paiement
    verplichting tot betaling
  605. faire face a ses obligations
    zijn verplichtingen nakomen
  606. disponible, en stock
    voorradig
  607. en stock dans le magasin de Bruxelles
    voorradig in de winkel van Brussel
  608. La livraison
    De levering
  609. livrer
    afleveren (1everde af / heeft afgeleverd)
  610. livrer a domicile
    thuis afleveren
  611. l'expediteur
    de expediteur(-en/-s)
  612. l'expeditrice
    de expeditrice(-s)
  613. l'expedition
    de expeditie(-s)
  614. l'acheteur paye les frais de transport
    de koper betaalt de expeditie
  615. livrable
    leverbaar
  616. livrable moyennant supplement
    leverbaar tegen meerprijs
  617. livrable de (= sur) stock
    uit voorraad leverbaar
  618. livrer
    leveren(leverde / heeft geleverd)
  619. livrer contre remboursement
    onder rembours leveren
  620. les marchandises doivent etre livrees au 31 mars, delai de rigueur
    de goederen dienen uiterlijk 31 maart te worden geleverd
  621. la livraison
    de levering (-en)
  622. retard dans la livraison
    achterstand bij de levering
  623. erreur de livraison
    foutieve levering(= vergissing in de levering)
  624. en cas de livraison defectueuse
    in geval van gebrekkige levering
  625. livraison echelonnee
    gespreide levering
  626. livraison immediate
    onmiddellijke levering
  627. suspendre la livraison
    de levering opschorten
  628. effectuer la livraison
    de levering uitvoeren
  629. accelerer la livraison
    de levering versnellen(= bespoedigen)
  630. en cas de livraison non conforme
    in geval de levering niet met de bestelling overeenstemt
  631. la livraison s'effectuera dans les 15 jours
    de levering zal binnen de 14 dagen plaatsvinden
  632. en cas de retard de livraison
    in geval van vertraagde levering
  633. retard de livraison
    vertraging in de levering
  634. livraison partielle
    deellevering
  635. livraison complementaire
    nalevering
  636. le bon de livraison
    de leveringsbon(-nen/-s)
  637. la date de livraison
    de lever(ings)datum(-data/-s)
  638. date limite de livraison
    uiterste leveringsdatum
  639. le delai de livraison
    de lever(ings)termijn(-en)
  640. dans le delai de livraison convenu
    binnen de afgesproken leveringstermijn
  641. determiner(=fixer) le delai de livraison
    de leveringstermijn bepalen
  642. le delai de livraison
    de lever(ings)tijd(-en)
  643. accorder un delai supplementaire de livraison
    instemmen met een langere leveringstijd
  644. fixer(= determiner) le delai de livraison
    de leveringstijd vastleggen
  645. s'en tenir au delai de livraison
    zich aan de leveringstijd houden
  646. les delais de livraison sont donnes a titre indicatif
    de leveringstijden zijn indicatief
  647. la condition de livraison
    de leveringsvoorwaarde(-n)
  648. les articles manquants
    het manco(-'s)
  649. recevoir
    ontvangen (ontving / heeft ontvangen)
  650. recevoir le surplus
    het surplus ontvangen
  651. la reception
    de ontvangst
  652. a la reception de
    bij ontvangst van
  653. un accuse de reception
    een bericht van ontvangst
  654. prendre livraison de (= receptionner)
    in ontvangst nemen
  655. l'accuse de reception, le recu
    het ontvangstbewijs(-wijzen)
  656. le bordereau d'emballage
    de paklijst(-en)
  657. libre de port
    portvrij
  658. envoyer, expedier
    sturen(stuurde/heeft gestuurd); versturen(verstuurde/heeft verstuurd); verzenden(verzond/heeft verzonden)
  659. envoyer quelque chose sous remboursement
    iets onder rembours versturen
  660. envoyer des marchandises en consignation
    goederen in consignatie verzenden
  661. reexpedier
    opnieuw verzenden
  662. envoyer par la poste
    per(= met de) post verzenden
  663. l'envoi,l'expedition
    de verzending(-en)
  664. un avis d'expedition
    een bericht van verzending
  665. pret a etre expedie
    klaar voor verzending
  666. proceder a l'expedition
    tot verzending overgaan
  667. envoyer
    zenden(zond / heeft gezonden)
  668. l'envoi, la livraison, l'expedition
    de zending(-en)
  669. envoi recommande
    aangetekende zending
  670. livraison incomplete
    onvolledige zending
  671. La facture
    De factuur
  672. le montant, la somme
    het bedrag(-en)
  673. belle somme
    aardig bedrag
  674. forte somme
    groot bedrag
  675. payer le solde
    het resterende bedrag betalen
  676. jusqu'a concurrence de
    tot een bedrag van
  677. somme globale
    totaal bedrag
  678. somme fixe(=forfaitaire)
    vast bedrag
  679. le montant du
    het verschuldigde bedrag
  680. d'un montant de
    ten bedrage van
  681. la TVA (< la taxe a la valeur ajoutee)
    de BTW (< de belasting over de toegevoegde waarde)
  682. la condition
    de conditie(-s)
  683. poser une condition
    een conditie stellen
  684. condition de paiement
    betalingsconditie
  685. condition de livraison
    leveringsconditie
  686. le contrat
    het contract(-en)
  687. une clause du contrat
    een clausule van het contract
  688. resilier un contrat
    een contract opzeggen
  689. passer un contrat
    een contract sluiten
  690. rompre un contrat
    een contract verbreken
  691. conformement au contrat signe
    volgens het ondertekende contract
  692. contrat de garantie
    garantiecontract
  693. contrat d'achat
    koopcontract
  694. contrat de livraison
    leveringscontract
  695. contrat de vente
    verkoopcontract(= verkoopcontract)
  696. contractuel, contractuellement
    contractueel
  697. lie par contrat
    contractueel gebonden
  698. l'exemplaire
    het exemplaar(-plaren)
  699. facturer
    factureren(factureerde / heeft gefactureerd)
  700. la facture
    de factuur(-turen)
  701. acquitter (= payer = regler) une facture
    een factuur betalen (= voldoen)
  702. votre facture No. ... comporte une erreur de calcul
    uw factuur nr. ... bevat een rekenfout
  703. la facture est restee impayee
    de factuur is onbetaald gebleven
  704. dresser (= etablir) une facture
    een factuur opmaken
  705. facture en double exemplaire
    factuur in tweevoud
  706. facture en triple exemplaire
    factuur in drievoud
  707. l'adresse
    het adres
  708. les conditions generales
    de algemene voorwaarden
  709. le montant
    het bedrag
  710. le numero de TVA
    het btw-nummer
  711. la date
    de datum
  712. le nom
    de naam
  713. la description du produit ou du service
    de omschrijving van het product of dienst
  714. les donnees personnelles
    de persoonlijke gegevens
  715. l'echeance
    de vervaldag
  716. la garantie
    de garantie(-s)
  717. donner une garantie ecrite
    een schriftelijke garantie geven
  718. etre sous garantie
    onder garantie staan
  719. ne plus etre sous garantie
    niet meer onder de garantie vallen
  720. la periode de garantie
    de garantieperiode(-n/-s)
  721. la donnee
    het gegeven(-s)
  722. donnees concernant
    gegevens betreffende
  723. le traitement des donnees
    de bewerking van de gegevens
  724. recueillir des donnees
    gegevens inzamelen
  725. renseignements complementaires
    nadere gegevens
  726. renseignements administratifs
    administratieve gegevens
  727. une demande de rectification des donnees
    een aanvraag tot rectificatie van de gegevens
  728. l'accord, la convention, le marche
    de overeenkomst(-en)
  729. met iemand passer un accord (= un marche) avec quelqu'un
    een overeenkomst aangaan (= sluiten = treffen)
  730. comme convenu
    volgens overeenkomst
  731. accord commercial
    handelsovereenkomst
  732. convention d'achat
    koopovereenkomst
  733. contrat de vente
    verkoopovereenkomst
  734. convention de transport
    vervoersovereenkomst
  735. la condition de vente
    de verkoop(s)voorwaarde(-n)
  736. la condition
    de voorwaarde(-n)
  737. a une condition
    op een voorwaarde
  738. a condition que/de
    op voorwaarde dat
  739. la condition est remplie
    de voorwaarde is vervuld
  740. une condition necessaire et suffisante
    een voldoende en noodzakelijke voorwaarde
  741. conditions generales
    algemene voorwaarden
  742. a des conditions interessantes
    onder aantrekkelijke voorwaarden
  743. a des conditions ininteressantes
    onder onaantrekkelijke voorwaarden
  744. conditions defavorables
    ongunstige voorwaarden
  745. conditions favorables
    gunstige voorwaarden
  746. imposer ses conditions
    zijn voorwaarden opleggen
  747. poser des conditions
    voorwaarden stellen
  748. satisfaire aux conditions
    aan de voorwaarden voldoen
  749. condition de garantie
    garantievoorwaarde
  750. condition de livraison standard
    standaardleveringsvoorwaarde
  751. Le paiement
    De betaling
  752. l'acompte
    de aanbetaling(-en)
  753. donner un premier acompte de
    een eerste betaling doen van
  754. la mise en demeure
    de aanmaning(-en)
  755. facturer
    aanrekenen(rekende aan / heeft aangerekend)
  756. facturer toutes les heures
    alle uren aanrekenen
  757. payer(le solde de), payer par acomptes
    afbetalen(betaalde af / heeft afbetaald)
  758. payer par acomptes
    afbetalen in termijnen
  759. echelonner les paiements sur deux ans
    in twee jaar afbetalen
  760. abordable, payable
    betaalbaar
  761. payable au porteur
    betaalbaar aan toonder
  762. payable a vue
    betaalbaar aan op zicht
  763. a un prix raisonnable
    voor een betaalbare prijs
  764. le moyen de paiement
    het betaalmiddel(-en)
  765. moyen de paiement legal
    wettigbetaalmiddel
  766. moyen de paiement illegal
    onwettigbetaalmiddel
  767. Comment et avec quoi peux-tu payer?
    Hoe en waarmee kan je betalen?
  768. le cheque
    de cheque
  769. en liquide
    contant
  770. la carte de debit
    de debetkaart
  771. la carte de credit
    de kredietkaart (= de creditcard)
  772. le virement
    de overschrijving
  773. le mode de paiement
    de betaalwijze(-n/-s)
  774. payer, regler
    betalen(betaalde / heeft betaald)
  775. payer comptant
    contant betalen
  776. payer electroniquement
    elektronisch betalen
  777. payer avec un billet de 10 EURO
    met een briefje van 10 EURO betalen
  778. echelonner les paiements
    in termijnen betalen(= afbetalen)
  779. le payeur
    de betaler (-s)
  780. mauvais payeur
    kwade betaler
  781. le paiement
    de betaling(-en)
  782. paiement en retard
    achterstallige betaling
  783. nous accordons 3 % d'escompte pour un paiement(au) comptant
    bij contante betaling geven we 3 % korting
  784. le paiement sera effectue a la reception de la marchandise
    betaling geschiedt bij ontvangst van de goederen
  785. le paiement sera effectue dans les 30 jours suivant la date de la facture
    betaling geschiedt binnen 30 dagen na factuurdatum
  786. differer un paiement
    een betaling opschorten
  787. etaler un paiement
    een betaling spreiden
  788. suspendre un paiement
    een betaling staken
  789. effectuer un paiement
    een betaling verrichten (= doen)
  790. sursis de paiement
    opschorting van betaling
  791. accorder un delai de paiement
    uitstel van betaling verlenen
  792. le moyen de paiement
    het betalingsmiddel(-en)
  793. le systeme de paiement
    het betalingssysteem(-temen)
  794. l'echeance, le delai de paiement
    de betalingstermijn(-en)
  795. prolonger l'echeance de deux semaines
    de betalingstermijn met 2 weken verlengen
  796. la condition de paiement
    de betalingsvoorwaarde(-n)
  797. conditions de paiement habituelles
    gebruikelijke betalingsvoorwaarden
  798. facilites de paiement
    gunstige(= gemakkelijke) betalingsvoorwaarden
  799. repercuter
    doorberekenen (berekende door / heeft doorberekend)
  800. repercuter les frais d'envoi sur le client
    de verzendkosten doorberekenen aan de klant
  801. repercuter les frais d'envoi sur les prix
    de verzendkosten doorberekenen in de prijzen
  802. le rappel
    de herinnering(-en)
  803. rappel de paiement
    betalingsherinnering
  804. l'obligation
    de plicht(-en)
  805. remplir ses obligations
    zijn plichten vervullen
  806. obligation de paiement
    betalingsplicht
  807. obligation de livraison
    leveringsplicht
  808. le rappel
    het rappel(-s)
  809. lettres de rappel
    brieven van rappel
  810. le recu
    het recu(-'s)
  811. recevoir un recu
    een recu ontvangen
  812. la date d'execution
    de uitvoeringsdatum (-data/-s)
  813. l'avance
    het voorschot(en)
  814. demander une avance
    een voorschot vragen
  815. le paiement anticipe
    de vooruitbetaling(-en)
  816. a payer d'avance
    bij vooruitbetaling te voldoen
  817. le mauvais payeur
    de wanbetaler(-s)
  818. le defaut de paiement
    de wanbetaling(-en)
  819. l'Office national du ducroire(> ONDD) assure les entreprises contre le defaut de paiement et d'autres risques dans les relations commerciales internationales
    de Nationale Delcrederedienst(> NDD) verzekert bedrijven en banken tegen en andere risico's van internationale handelstransacties
  820. Le service apres-vente
    De klantenservice
  821. le centre d'appel(s)
    het callcenter(-s)
  822. la note de credit
    de creditnota(-'s)
  823. la validite d'une note de credit
    de geldigheid van een creditnota
  824. la non-validite d'une note de credit
    de ongeldigheid van een creditnota
  825. la prestation de services, le service, les services
    de dienstverlening
  826. service personnalise
    op de klant afgestemde dienstverlening
  827. la plainte, la reclamation
    de klacht(-en)
  828. reconnaitre le bienfonde d'une plainte
    een klacht erkennen
  829. plainte justifiee(= fondee)
    gegronde klacht
  830. plainte injustifiee(= non fondee)
    ongegronde klacht
  831. plainte ecrite
    schriftelijke klacht
  832. introduire une plainte
    een klacht indienen
  833. retirer une plainte
    een klacht intrekken
  834. la lettre de reclamation
    de klachtenbrief(-brieven)
  835. la negligence
    de nalatigheid(-heden)
  836. negligence grave
    grove nalatigheid
  837. le service apres vente
    de naverkoop
  838. telephoner au service apres-vente
    de dienst naverkoop opbellen
  839. echanger
    omruilen(ruilde om / heeft omgeruild)
  840. nous vous demandons l'echange des appareils dans les meilleurs delais
    wij verzoeken u deze apparaten zo snel mogelijk om te ruilen
  841. reclamer
    reclameren(reclameerde / heeft gereclameerd)
  842. reclamer a la direction au sujet de
    reclameren bij de directie over
  843. changer, echanger
    ruilen(ruilde / heeft geruild)
  844. echanger avec quelqu'un
    ruilen met iemand
  845. le service apres-vente(> le SAV)
    de service
  846. service apres-vente(> le SAV)
    service na aankoop
  847. service apres-vente (> le SAV)
    klantenservice
  848. de tegoedbon(-nen)
    l'avoir
  849. een tegoedbon voor een dvd bij heropening van de bibliotheek
    un bon pour un dvd lors de la reouverture de la bibliotheque
  850. de terugbetaling(-en)
    le remboursement
  851. terugbetaling tegen
    contre remboursement
  852. de vergissing(-en)
    l'erreur
  853. een vergisssing maken bij de levering
    commettre une erreur lors de la livraison
  854. er is geen vergissing mogelijk
    il n'y a pas d'erreur possible
  855. vervangen(verving / heeft vervangen)
    remplacer
  856. de defecte producten vervangen
    remplacer les produits defectueux
Author
Anonymous
ID
292093
Card Set
Marketing_Chap13_FN.csv
Description
Marketing Chap13 FN
Updated