-
-
-
waar
true; where
-
-
-
-
-
-
waarderen
to value; appreciate
-
-
-
waarschijnlijk
probably; likely
-
-
-
-
wachtkamer; de
waiting room
-
-
-
-
-
-
-
-
wanneer
when; whenever; because
-
-
-
wapen; het
weapon; coat of arms
-
wapenarsenaal; het
arsenal
-
war; de
tangle; confusion
-
het warenhuis
department store
-
-
-
warmtefront; het
warm fron
-
-
washandje; het
flannel; wash cloth
-
-
-
-
waterschade; de
water damage
-
wedstrijd; de
game; match
-
-
-
-
-
-
weerbericht; het
weather report
-
-
-
-
-
-
-
-
-
wegtrekkken
to clear away
-
-
-
weiland; het
meadow; field
-
-
-
-
-
-
-
-
welterusten
good night; sleep well
-
-
welzijn; het
welfare; well-being
-
-
-
-
-
-
-
-
wereldreiziger; de
globe trotter
-
-
werkelijk
actual(ly); real(ly)
-
werkelijkheid; de
reality
-
werkeloos
idle; unemployed
-
-
werkgeefster; de
employer (female)
-
werkgever; de
emplojer; male
-
werkloos
idle; unemployed
-
werkloosheid; de
unemploment
-
-
-
de werkzaamheid
occupation
-
-
-
-
wetenschap; de
science; scholarshop
-
wetenschappelijk
scientific; scholarly
-
-
-
-
-
-
wijd
wide; large; spacious
-
wijk; de
quarter; district
-
-
wijnkelder; de
winecellar
-
-
-
-
wijsvinger; de
index finger
-
-
-
-
wil; de
will; wish; desire
-
-
-
-
-
-
-
windrichting; de
direction of the wind
-
-
windwijzer; de
weather vane
-
-
winkelbediende; de
shop assistant
-
-
-
-
-
-
-
-
wiskundige; de
mathematician
-
-
wisselgeld; het
small change
-
wisselvallig
uncertain; changeable
-
-
-
wittebroodsweken; de
honeymoon
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
woordenboek; het
dictionary
-
woordenlijst; de
wordlist
-
woordvolgorde; de
word order
-
-
-
-
-
-
-
-
-
wreken
to avenge; revenge
-
-
wuiven
to wave (one's hand)
-
|
|