d.txt

  1. daad; de
    deed; action
  2. daar
    there
  3. daar
    as; because
  4. daarna
    after that; next
  5. daarom
    that's why
  6. dadelijk
    immediately
  7. dader; de
    culprit; perpetrator
  8. dag; de
    hello; bye-bye; day
  9. dagblad; het
    daily paper
  10. dagelijks
    daily
  11. dak; het
    roof
  12. dalen
    to descend
  13. dan
    then; than
  14. danken
    to thank
  15. dankbaar
    grateful
  16. dankzij
    thanks to
  17. dans; de
    dance
  18. dansen
    to dance
  19. dapper
    brave
  20. das; de
    tie; scarf
  21. dasspeld; de
    tie pin
  22. dat
    that
  23. debuut; het
    debut
  24. decennium; de
    decade
  25. deel; het
    part; share
  26. deelwoord; het
    participle
  27. defect
    defective; out of order
  28. defensie; de
    defence
  29. definitief
    definitive; final
  30. degene die
    the one who
  31. degenen die
    the ones who
  32. delen
    to divide; share
  33. delict; het
    offence
  34. democratie; de
    democracy
  35. democratisch
    democratic
  36. demonstratie; de
    demonstration
  37. demonstreren
    to demonstrate
  38. denken
    to think
  39. dertig
    thirty
  40. desnoods
    if necessary
  41. desondanks
    nevertheless
  42. dessert; het
    dessert
  43. destijds
    at that time; in those days
  44. deur; de
    door
  45. deze
    this; these
  46. dezelfde
    the same
  47. diamant; de
    diamond
  48. dicht
    closed; shut; dense; thick
  49. dichtbij
    close by
  50. dichten
    to write poetry; stop up (a hole)
  51. dichter; de
    poet
  52. dicteren
    to dictate
  53. die
    that; those; who; which
  54. diegene die
    the one who
  55. dief; de
    thief
  56. diefstal; de
    theft
  57. dienst; de
    service
  58. dienstbode; de
    maid servant
  59. dienstencentrum; het
    social service centre
  60. dienstmeisje; het
    maid
  61. diep
    deep
  62. diepte; de
    depth
  63. diepvries; de
    freezer
  64. diepzinnig
    deep; profound
  65. dier; het
    animal
  66. dierentuin; de
    zoo
  67. dij; de
    thigh
  68. dik
    thick; fat
  69. dikwijls
    often
  70. diner; het
    dinner
  71. dineren
    to dine
  72. ding; het
    thing
  73. dinsdag
    tuesday
  74. direct
    direct(ly)
  75. directeur; de
    manager
  76. directie; de
    management
  77. dirigent; de
    conductor
  78. discussie; de
    discussion; debate
  79. discussi(e")ren
    to discuss
  80. discus; de
    discus
  81. discuswerper; de
    discus thrower
  82. dit
    this
  83. divers
    various
  84. dochter; de
    daughter
  85. document; het
    document
  86. doel; het
    target; goal
  87. doelpunt; het
    goal
  88. doemdenken
    to expect the worst
  89. doen
    to do
  90. dokter; de
    doctor
  91. dol (op)
    mad (crazy about)
  92. dolk; de
    dagger
  93. dom
    stupid
  94. dominee; de
    clergyman
  95. donder; de
    thunder
  96. donderen
    to thunder
  97. donderdag
    thursday
  98. donker; het
    darkness
  99. donker
    dark
  100. dood
    dead
  101. dood; de
    death
  102. doodgaan
    to die
  103. doodlachen (zich)
    split one's sides laughing
  104. doodstraf; de
    death penalty
  105. doof
    deaf
  106. dooien
    to thaw
  107. door
    through; by
  108. doordat
    because (cause not reason)
  109. doorgaan
    continue; go through
  110. doorhebben
    to see through; understand
  111. doorn; de
    thorn
  112. Doornroosje
    sleeping beauty
  113. doorslapen
    sleep on; through
  114. doos; de
    box; case
  115. dorp; het
    village
  116. dorst; de
    thirst
  117. douane; de
    customs
  118. douche; de
    shower
  119. doven
    to extinguish
  120. draaien
    to turn; pivot
  121. dragen
    to bear; wear; carry
  122. drank; de
    drink; liquor
  123. dreigent
    threatening
  124. driehoek; de
    triangle
  125. driewerf
    threefold
  126. drijven
    to float; drift
  127. dringend
    urgent
  128. drinkebroer; de
    boozer
  129. drinken
    to drink
  130. droef
    sad
  131. droevig
    sad; pitiful
  132. drogen
    to dry
  133. dromen
    to dream
  134. dronkaard; de
    drunk(ard)
  135. droog
    dry
  136. droom; de
    dream
  137. druipen
    to drip
  138. druk; de
    pressure; edition
  139. druk
    busy
  140. drukken
    to press; print
  141. drukpers; de
    printing press
  142. drukwerk; het
    printed matter
  143. druppel; de
    drip; drop
  144. dubbel
    double
  145. dubbeltje; het
    dime
  146. dubbelspion; de
    double agent
  147. duidelijk
    clear; obvious
  148. duik; de
    dive
  149. duiken
    to dive; plunge
  150. duim; de
    thumb; inch
  151. duin; het
    dune
  152. duister
    dark; obscure
  153. duizend
    thousand
  154. duren
    to last
  155. durven (te)
    to dare to
  156. dus
    so; therefore
  157. duur; de
    duration
  158. duur
    dear; expensive
  159. duurzaam
    durable; long-lasting
  160. dwaas; de
    fool(ish)
  161. dwang; de
    compulsion; coercion
  162. dwingen
    to force; compel
  163. d.w.z (dat wil zeggen)
    that is to say
Author
kniknik
ID
250
Card Set
d.txt
Description
Dutch vocab
Updated