-
-
-
-
-
-
-
thunderstorm
de onweersbui
-
-
temperature
de temperatuur
-
-
-
-
-
-
-
-
to snow
sneeuwen, sneeuwde, gesneeuwd
-
to hail
hagelen, hageelde, gehageeld
-
to freeze
vriezen, vroos, gefrozen
-
to rain
regenen, regeende, geregeend
-
to shine
schijnen, scheen, geschenen
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
to enlarge
vergroten, vergrootte, vergroot
-
to breathe
ademen, ademde, geademd
-
-
-
-
picture/painting
het schilderij
-
-
-
-
to expect
verwachten, verwachtte, verwacht
-
to treat
trakteren, trakteerde, getrakteerd
-
-
-
to curl
krullen, krulde, gerkruld
-
-
-
to regulate/order
regelen, regelde, geregeld
-
to change
veranderen, veranderde, veranderd
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
to let/leave
laten, liet, gelaten
-
-
-
-
-
-
-
-
to name
noemen, noemde, genoemd
-
-
-
-
to set/put
zetten, zette, gezet
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
to recognise
herkennen, herkende, herkend
-
countryside
het platteland
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
responsible
verantwoordelijk
-
responsibility
verantwoord
-
-
pregnancy
de zwangerschap
-
-
admit
toegeven, toegaf, toegegeven
-
-
-
-
to prove/demonstrate
bewijzen, bewees, bewezen
-
-
-
-
-
to agree/arrange
afspreken, afgesproken
-
-
-
resolution/solution
de oplossing
-
to solve
oplossen, oploste, opgelost
-
-
-
to relinquish/give up
opgeven, opgaf, opgegeven
-
-
-
-
-
to suspect
verdenken, verdacht, verdacht
-
-
to forget
vergeten, vergat, vergeten
-
to forgive
vergeven, vergaf, vergeven
-
-
to break up
uitmaken, uitmaakte, uitgemaakt
-
-
to shoot
schieten, schoot, geschoten
-
-
-
to confess
bekennen, bekende, bekend
-
to remember
herinneren, herinnerde, herinnerd
|
|