Fytologie

  1. Waaraan herkent men zaadplanten?
    • -Ze hebben wortels, stengels en bladeren
    • -Ze hebben een transportsysteem
    • -Ze planten zich geslachtelijk voort met zaden
  2. Wat is het verschil tussen eenzaadobbigen en tweezaadlobbigen?
    • -Eenzaadlobbige: hoofdwortel zit vast op stengel
    • -Tweezaadlobbige: meerdere gelijkwaardige wortels op stengel
  3. Geef de functie van volgende plantenonderdelen:
    -Wortel (radix)
    -Stengel
    -Blad
    -Bloem
    -Wortel: opname van water en wateroplosbare stoffen, vasthechting van plant in bodem

    -stengel: transport van water, suiker, opgeloste stoffen.  Draagt bladeren, bloemen en vruchten.  Stevigheid, zorgt voor groei (lengte en dikte)

    -Blad (folium): opvangen van licht om fotosynthesereactie uit te voeren

    -Bloem (flos): voortplanting
  4. Op welke manier kunnen planten worden ingedeeld?  Leg uit aan de hand van voorbeelden.
    • -Rijk: plantae (planten)
    • -Stam: Cembryophyta (landplanten)
    • -Klasse: Spermatopsida (zaadplanten)
    • -Orde: Ranunculales
    • -Familie: Papaveraceae
    • -Geslacht: Papapver
    • -Soort: Papaver Somniferum
  5. Wat zijn de belangrijkste plantenfamilies bij de zaadplanten? Geef evt. synoniemen.
    • -Lipbloemenfamilie (Labiatae)
    • -Composietenfamilie (Comositae of Asteraceae)
    • -Nachtschadefamilie (Solanaceae)
    • -Vlinderbloemfamilie (Fabaceae)
    • -Wolfsklauwfamilie (Lycopodiaceae)
  6. Wat is een kenmerk van de lipbloemenfamilie?  Geef een synoniem en voorbeelden.
    Kroonbladeren vormen een boven- en onderlip.

    Synoniem: Labiatea

    Bv: Tijm, salie, marjolein, citroenmelisse, rozemarijn, pepermunt, dovenetel
  7. Wat zijn de kenmerken van de composietenfamilie? Geef synoniemen en voorbeelden.
    • Sterk gereduceerde bloemen.
    • 3 soorten: lintbloem, buisbloem, straalbloem

    Synoniem: Compositae, Asteraceae

    Voorbeelden: paardenbloem (lint); margriet (buis), madeliefje (buis), klein hoefblad (straal)
  8. Vertel over de nachtschadefamilie.  Geef ook een synoniem en voorbeelden.
    ! Vooral giftige planten

    • Kruidachtige planten of kleine struiken.
    • De bloemen zijn punt-symmetrisch en hebben een karakteristiek vruchtbeginsel bestaande uit twee hokjes.

    Werkzame stoffen zijn vaak neurotoxische alkaloïden zoals atropine en nicotine (beïnvloeden het zenuwstelsel).

    Synoniem: Solanaceae

    Voorbeelden: aardappel, aubergine, paprika, tomaat.
  9. Vertel over de vlinderbloemfamilie. Geef een synoniem en voorbeelden.
    • Bloem bestaat uit kelk van 5 vrijstaande blaadjes.
    • De vrucht is een peul.
    • 3 onderfamilies:
    • -Caesalpinio
    • -Mimosoideae
    • -Papilionoideae

    Synoniem: Fabaceae

    Voorbeelden: erwt, pinda, sojaboon, kruidje-roer-me-niet, goudenregen, orchidee
  10. Vertel over de Wolfsklauwfamilie.  Geef een synoniem en voorbeelden.
    • Lagere planten, die zich voortplanten door middel van sporen.
    • Lycopodiumpoeder: dun laagje op de pillen = waterafstodend (vroeger!)
    • Gebruik NU: blaasziektes, strooipoeder, bevordert darmwerking, voor soepele gewrichten en spieren.

    Synoniem: Lycopodiaceae

    Voorbeelden: Moeraswolfsklauw, dennenwolfsklauw
  11. Wat is het nadeel van het gebruikv an verse plantonderdelen?
    Het gebruik van verse planten in de apotheek is zeldzaam omdat zich altijd een probleem van bewaring stelt.
  12. Wat is het voordeel van het gebruik van droge gebruiksvormen?  Hoe komt dit tot stand?
    • Het gehalte aan water in de verse plantendelen wordt danig verminderd dat er geen enzymatische reacties meer kunnen optreden, waardoor actieve bestanddelen gefixeerd worden.
    • Schimmels en bacteriën worden op die manier gereduceerd.

    • Hoe:
    • -Openlucht
    • -Droogoven
    • -Vriesdrogen
    • -Stabiliseren
  13. Som kort alle gebruiksvormen van planten op.
    • -Plantenpoeders
    • -Aftreksel/ infusie
    • -Afkooksel/ decoct
    • -Koud afkooksel/ Maceraat
    • -Extracten
    • -Tincturen
  14. Hoe maakt men plantenpoeders en wat is het nadelig effect op het lichaam?  Hoe minimaliseert men dit?
    Plantendelen worden fijngemalen tot poeder.

    Irriterend op maag (dus na eten in te nemen)
  15. Wat is een aftreksel of infusie?  Wat zijn de voor- en nadelen?
    Gebruikelijkste vorm om thee te maken

    +eenvoudig

    • -Bij etherische oliën, saponinen of alkaloiden mag het water niet meer koken bij opgieten
    • -reduceert max 10% van de kiemen
  16. Wat is een afkooksel? Geef een synoniem en voor- en nadelen.
    Plantendelen worden door koud water geroerd en langzaam aan de kook gebracht. 5 à 10 minutenop allerlaagste stand laten pruttelen en zeven/

    • +ideaal bij harde consistentie: wortelen, schors, hout
    • +meeste kiemen worden gereduceerd

    -ettelijke licht vluchtige werkzame stoffen gaan verloren

    Synoniem: decoct
  17. Wat is een koud aftreksel?  Geef een synoniem en de voor- en nadelen.
    Droge stoffen worden door koud water geroerd, enkele uren op kamer temperatuur laten trekken, zeven.

    Koud of opgewarmd te gebruiken

    • +ideaal voor slijmstofplanten
    • +looistoffen worden niet verwijderd

    -relatief veel kiemen (oplossing: na zeven kort verhitten)

    Synoniem: maceraat
  18. Wat zijn extracten?  Welke soorten extracten bestaan er?
    Geconcentreerde bereiding, bereid door uitdampen van koude of warme aftreksels van vers of gedroogd plantaardig materiaal.

    • -droog: vaste bereiding waarbij het aftreksel volledig verdampt wordt.
    • -dik: taai, vloeibaar extract
    • -Vloeibaar: vloeibare bereiding, die voor een deel uit aftreksel en voor een deel uit aftreksel en voor een deel uit gedroogde basisstoffen bestaat.

    bv tijmextract in hoestsiroop
  19. Wat zijn tincturen?
    • Vloeibare alcoholische preparaten verkregen uit plantaardige stoffen of daarvan bereide extracten:
    • -fijngemaakte grondstoffen worden door maceratie of dergelijke uitgetrokken met een mengsel van alcohol en water
    • OF
    • -oplossen van droge extracten of harsen in een mengsel van alcohol en water
  20. Som kort de belangrijkste inhoudsstoffen die uit planten voortkomen op.
    • 1. Flavonoiden
    • 2. Bitterstoffen
    • 3. Slijmstofen
    • 4. Taninen
    • 5. Etherische oliën
    • 6. Glycosiden
    • 7. Alkaloiden
    • 8. Sacchariden
  21. Vertel over de flavonoiden: oorsprong, farmacologische eigenschappen.
    uitgebreide groep stikstofvrije organische verbindingen.

    • Oorpsrong:
    • -bijna alle soorten fruit, groenten, kruiden
    • -granen
    • -gedroogde bonen
    • -thee/ wijn

    • Farmocologische eigenschappen:
    • -essentieel voor stofwisseling van vitamine C
    • -krachtige antioxidanten
    • -kankerremmend (enkel chemisch gemodificeerde flavonoiden)
  22. Vertel over de bitterstoffen: oorpsrong, farmacologische eigenschappen.
    stikstofvrije organische verbindingen met zeer uiteenlopende chemische structuur.  Soms gebonden aan glucosemolecule.

    • Oorsprong:
    • -paardenbloem (stimuleert lever + gal)
    • -kamille (bij maag- en darmklachten)

    • farmacologische eigenschappen:
    • -prikkelen van bitterreceptoren in de smaakpapillen van de mond. (verhoogde productie van spijsverteringssappen)
    • -eetlust opwekkend
    • -verhoogde darmperistaltiek
    • -misselijkheid en braken vermindert

    ! 1/2u voor eten innemen, niet toedienen via bv capsules daar rechtstreeks prikkeling van de bitterreceptoren noodzakelijk is
  23. Vertel over de slijmstoffen: oorsprong en farmacologische eigenschappen.
    • onverteerbare, complexe polyscacchariden met hoog moleculair gewicht. 
    • Kunnen grote hoeveelheden water opnemen en vormen dan een slijmerige
    • massa.

    • Oorsprong:
    • -aloë
    • -lijnzaad (laxeert)
    • -smalle weegbree (keelontsteking)
    • -heemst (keelontsteking)
    • -kaasjeskruid
    • -linde

    • farmacologische eigenschappen:
    • -verzachtende werking op slijmvlies an mond, keel, maag, darmen en luchtwegen
    • bv Heemst: vermindert hoestprikkel bij droge hoest

    • -laxerende werking bij constipatie
    • bv Lijnzaad (absorbeert water, doet stoelgangvolume toenemen)
  24. Vertel over de tanninen: synoniem, oorsprong, chemische en farmacologische eigenschappen.
    Synoniem: looistoffen

    • Oorsprong:
    • -hydrolyseerbare: tamme kastanje
    • -niet-hydrolyseerbare: hout/bast van mangrove.
    • druiven, avocado, kaki, galappels, eik
    • Chemische eigenschappen:
    • Polyfenolen; hebben invloed op smaak, kleur en structuur van bv thee & wijn.
    • Tanine heeft een adstringerende werking: bindt zich aan eiwitten met als gevolg dat de eiwitten gefixeerd worden--> stroef gevoel in de mond.

    • Farmacologische eigenschappen:
    • -leerlooierij
    • -antioxidanten
    • -uitdrogend op slijmvliezen
    • -anti-inflammatoir, antiseptisch
  25. Vertel over de etherische oliën: synoniem, oorsprong, chemische eigenschappen en farmacologische eigenschappen.
    Synoniem: essentiële oliën, vluchtige oliën

    • Oorsprong: terpenen = grootste groep plantenstoffen.
    • bereiding: stoomdestilatie, droge destilatie, koud persen
    • Chemische eigenschappen:
    • bezitten bij kamertemperatuur een felle geur

    • Farmacologische eigenschappen:
    • -lokale inwerking op huid- en slijmvliezen (bv eucalyptol = expectorans)
    • -Cosmetica (bv parfum)
  26. Vertel over de glycosiden.  Som kort alle soorten glycosiden op.
    In planten voorkomende verbindingen, bestaande uit een suikerdeeltje en een niet-suiker gedeelte, genaamd aglycon.

    • -fenolglycosiden
    • -antrachinoglycosiden
    • -saponinen
    • -hartglycosiden
    • -flavonoïdglycosiden
  27. Vertel over de fenolglycosiden.
    Vormen door zure hydrolyse fenolderivaten als aglycom.

    • Bv. Salicine (glycoside uit wilgenbast)
    • In menselijk lichaam wordt salicine enzymatisch gesplitst en vervolgens geoxideerd tot salicylzuur (tegen artritis)
  28. Vertel over de antrachinoglycosiden.
    Wordt in dikke darm gesplitst in een antrachinon derivaat en in een suikercomponent.

    • sommige antrachinonen werken laxerend.
    • bv Senna, vuilboom.
    • Andere werken antidepressief
    • Bv Sint Janskruid
  29. Vertel over de saponinen.
    • Beginnen in water sterk te schuimen -> slijmvliesprikkelend:
    • -ophoesten van slijm (sleutelbloem)
    • -urine uitdrijvende werking
  30. Vertel over de hartglycosiden.
    • Nauwe therapeutische marge --> gevaarlijk!!
    • Bij hartinsufficiëntie.

    bv digoxine uit Vingerhoedskruid en Lelietje van Dalen: Hartfalen.
  31. Vertel over de Flavonoïdglycosiden.
    Verbindingen die worden opgesplitst in suikers en flavonoïden.

    • Flavono¨den komen zowel gevonden als vrij voor:
    • -Flavonen
    • -Flavonolen
    • -Isoflavonen
    • -Anthocyanen
    • -Catechinen
  32. Wat zijn alkaloiden? Som kort de belangrijkste op.
    Stikstofhoudende organische verbindingen met zeer sterke werking.

    • -opium
    • -morfine
    • -codeïne
    • -noscapine
    • -heroïne en methadon
    • -atropine
  33. Wat is opium?
    Alkaloïde gewonnen uit de opiumpapaver.

    • -extractie van andere alkaloïden
    • -tegen diarree (bv loperamide in imodium)
  34. Wat is morfine?
    Bestanddeel van opium.

    • -onderdrukt hoest
    • -onderdrukt darmbeweging
    • -stimuleert braakcentrum
    • -analgetisch effect
  35. Wat is codeïne?
    • Bestanddeel van opium
    • Minder krachtig analgeticum, minder afhankelijkheid

    -onderdrukt hoest

    Bv paracodine
  36. Wat is noscapine?
    • Niet narcotisch antitussivum, niet verslavend
    • Bestanddeel van opium 
    • -geen analgetisch effect
    • -geen ademhalingsdepressie

    Bv noscaflex
  37. Wat is heroine? Waartoe dient methadon?
    • Heroine is een morfine derivaat en is zeer verslavend.
    • Methadon is het afkickmiddel hiervoor. Het is synthetisch en heeft een morfine achtige werking.
  38. Wat is atropine?
    Parasympaticolythicum afkomstig van wolfskers (solanaceae)

    • -relaxatie van spijsverteringsspieren en urine afvoer
    • -verminderd hoest
    • -sapproductie daalt
    • -mydriase
    • -hartslag stijgt
  39. Vertel over Sint Janskruid.
    Behoort tot de hypericaceae

    Actieve stoffen: gyperforine, hypericine, pseudohypericine, tanninen, viamine A, vitamine B4 (choline)

    • Toepassing:
    • Op huid (ontstekingen, wonden)
    • (seizoensgebonden) matige depressie
    • Moeilijke vertering
    • Gastritis

    • Gevaren:
    • Fototoxische reacties, gevaarlijke interacties met andere GM, werking pasvanaf 4 weken merkbaar
  40. Vertel over panax ginseng.
    • Actieve bestanddelen:
    • Ginsenoiden (gunstig effect op algemene gezondheid)

    • Gebruikte delen:
    • Wortels

    • Toepassing:
    • Weerstandverhogend
    • Goed tegen kanker, tumoren en uitzaaiingen

    • Gevaren:
    • Nierpatienten
  41. Vertel over Valeriaan
    • Familie: kamperfoeliefamilie
    • gebruikte delen: radix, etherische olie
    • Actieve stoffen:
    • -looistoffen
    • -Valeriaanzuur (rustgevend)
    • -Alkaloiden

    Bv Dormiplant

    • Toepassing:
    • -mineur kalmeringsmiddel
    • -slapeloosheid

    • Gevaren:
    • -maag- en darmlast
    • -verder weinig bijwerkingen
  42. Vertel over Ginkgo Biloba
    • Synoniem: geheugenboom
    • Gebruikte bestanddelen: bladeren/zaden

    • Actieve bestanddelen:
    • -Ginkgolides (bevorderen bloeddoorstroming)
    • -Flavonoiden
    • -Etherische olie
    • -Hars

    • Toepassing:
    • -verbetert geheugenfunctie, voorkomt etalagebenen
    • -verraagt alzheimer

    Gevaren: niet combineren met bloedverdunners!

    bv Tavonin
  43. Vertel over het vingerhoedskruid.
    Synoniem: Digitalis Purpurea

    Gebruikte delen: bladeren

    Actieve bestanddelen:

    -hartglycosiden (digitoxine, digoxine, digitaline)

    Gebruik: hartfalen

    gevaren: therapeutische dosis en toxische letale dosis liggen dicht bij elkaar!

    bv Lanoxin
Author
Saralien
ID
242816
Card Set
Fytologie
Description
examen fytologie
Updated