Communicatie 1

  1. Communicatie
    is informatieoverdracht
  2. Communicatie process
    het overbrengen en binnenkrijgen van informatie
  3. 1. Zender  2.Boodschap  3.Ontvanger
    • 1. zender, degene die de boodschap verzend
    • 2. boodschap, dit is het geen dat wordt overgebracht
    • 3. ontvanger, dit is de geen waaraan de boodschap is gericht
  4. Feedback
    dit is wat de ontvanger terug zend naar de zender hierdoor werd de voor heengaande zender de ontvanger en precies andersom
  5. 1. Coderen 2. decoderen
    • 1. coderen, het omzetten van gedachtes en gevoelens in woorden lichaamstaal of beelden.
    • 2. Decoderen is het omzetten van woorden lichaamstaal of beelden in betekenis
  6. Referentiekader
    Referentiekader: dit heeft te maken met je normen  en waarden en je gewoontes enz. doordat er door jouw omgeving aan bepaalde dingen meer besproken word ga je er op de toekomst vaker in op dit onderwerp
  7. Ruis
    een communicatiestoring waardoor de boodschap niet goed overkomt
  8. Interneruis zender/ontvanger
    de zender is slecht verstaanbaar, in gedachten, met iets anders bezig, geëmotioneerd. De ontvanger is gedachten, met iets anders bezig
  9. Externe ruis (bedoelde ruis)
    Externe ruis bedoelde ruis: lawaaierige ruimte, telefoon gaat aan, opeens een drilboor, of sigarettenrook bedoelde ruis kan zijn door als iemand boe roept deze persoon doet het expres
  10. Communicatiedoelen
    informatie overdragen, jezelf uiten, iets van een ander willen, de ander vermaken.
  11. Communicatieniveaus
    inhoudsniveau, waar het gesprek over gaat. Betrekkingsniveau, wat de relatie is tussen de zender en de ontvanger.
  12. Communicatieaspecten
    • 1. zakelijk aspect, wat word er overgebracht.
    • 2. Expressieve aspect, zeggen hoe je je voelt.
    • 3. Relationeel aspect, wat je van de ander vindt.
    • 4. Appellerend aspect, wat je van een ander wilt bijvoorbeeld dat iemand iets voor je pakt
  13. Communicatiemiddelen
    Wat je gebruikt om te communiceren zoals een schrift of chat of gewoon woorden
  14. Verbale communicatie
    communicatie met woorden-woorden-schriftelijk.
  15. Mondelinge communicatie
    waarbij je je woorden uitspreek
  16. Schriftelijke communicatie
    waarbij je woorden schrijft of typt.
  17. Voor en nadelen
    de informatie kan verkeerd overkomen, soms is getypt beter gepast
  18. Non-verbale communicatie
    uiterlijk stem lichaamshouding gebaren gezichtsuitdrukking
  19. Communicatierichting
    • 1. eenzijdige communicatie, reclame.
    • 2. Tweezijdige communicatie, een gesprek.
    • 3. Meerzijdige coomunicatie, in een groep
  20. Interculturele communicatie
    communicatie tussen verschillende culturen.
  21. Taalgebruik
    als je bijvoorbeeld de zinsopbouw anders gebruikt als buitenlandse taal of een gezegde bedoeld. Lichaamstaal, bijvoorbeeld als iemand je niet aankijkt omdat dat in hun cultuur onbeschoft is.
  22. Taal in andere culturen
    buitenlanders kunnen gezegdes te letterlijk opnemen, in sommige landen is het raar voor een man om te huilen.
  23. Waarden en normen
    • 1. Waarden, wat men belangrijk vindt in het leven.
    • 2. Normen, gedragsregels afgeleid van waarden.
  24. Cultuur verschillen in waarden en  normen
    westerse cultuur is seks voor het huwelijk oke bij een niet westerse cutuur niet enz.
  25. Vooronderstelling
    een gedachte
  26. Vooroordeel
    beoordelen op geloof bv: elke turk draagt een hoofddoek
  27. Omgaan met verschillen
    repect tonen en aandacht geven aan de verschillen van een andere cultuur dan jouw eigen
Author
Anonymous
ID
180423
Card Set
Communicatie 1
Description
Communicatie Toets week 1
Updated