-
Accumulatio
- Woorden samenplaatsen om een bepaald effect te bekomen.
- Er was geen licht, geen lucht, geen water.
-
Anafoor
- Zelfde woord(groep) herhalen om meer nadruk te leggen.
- Niemand kent je, niemand gelooft je, niemand vertrouwt je.
-
Antithese
- Tegengestelde woorden of begrippen met elkaar verbinden.
- goed-slecht, levend-dood
-
Asyndeton
- Zinsdelen/zinnen naast elkaar zetten zonder voegwoorden, dit om tegenstelling aan te scherpen.
- Niet ik, hij heeft het gedaan.
-
Captatio benevolentiae
- Heilwens of lofprijzing aan het begin van een redevoering, om de luisteraar gerust te stellen voor wat er nog volgt.
- Ik ben blij dat ik hier dit jaar weer mag zijn.
-
Chiasme
- Twee paren van woorden worden in kruis gesteld.
- In vredestijd vraagt men om oorlog, in oorlog naar vrede.
-
Climax
- Opstelling van woorden/woordgroepen/zinnen in stijgende lijn, zo wordt er betekenis of lengte gegeven.
- Ga, loop, vlieg.
-
Exlamatio
- Korte uitroep.
- Wat een tijden, wat een zegen!
-
Hyperbool
- Sterke overdrijving.
- Een oceaan van tranen huilen.
-
Ironie
- Tegengestelde zeggen van wat je bedoelt.
- We hebben morgen test wisk, dikke pret.
-
Paradox
- Schijnbare tegenstelling, de uitspraak lijkt een tegenspraak maar er zit een dieperliggende waarheid in.
- Je kunt stiltes horen.// Strijden voor vrede.
-
Parallelisme
- Overeenkomst tussen twee opeenvolgende tekstdelen omdat soortgelijke woorden in beide constructies zelfde positie innemen.
- De vingers aan een hadn, de bladeren van een plant.
-
Retorische vraag
- Vraag de geen antwoord vereist.
- Hoe lang zan deze nachtmerrie nog duren?
-
Understatement
- Vorm van ironie gebaseerd op contrast, het maken van bewuste afzwakking of verkleining.
- Bescheiden optrek op platte land (pratende over landhuis).
|
|