-
-
-
litus, gen. (geslacht)
litoris (onz.) - kust, strand
-
-
vertor, participia
passief van het perf. (inf.)
- versus (verti) - zich omdraaien, zich wenden naar
- veranderen
-
-
-
morior, perf., part. fut.(inf.)
mortuus sum, moriturus (mori) - sterven
-
tenebrae (mv.)
duisternis
-
latus, gen. (geslacht)
lateris (onz.) - zijde, flank
-
dubius
twijfelend, onzeker
-
intereo, perf., participia
passief van het perf. (inf.)
interii, interitum (interire) - sterven
-
verto, perf. (inf.)
- verti (vertĕre) - (om)draaien, omkeren
- veranderen
-
-
cinis, gen. (geslacht)
cineris (mnl.) - as
-
respicio, perf., participia
passief van het perf. (inf.)
respexi, respectus (respicĕre) - omkijken, bemerken
-
consido, perf. (inf.)
consedi (considĕre) - gaan zitten
-
-
-
ater, (vrl.), (onz.)
atra, atrum - zwart
-
habitus, gen.
- habitus - houding
- toestand
-
-
precor, perf., participia
passief van het perf. (inf.)
precatus sum (precari) - bidden, smeken
-
-
-
queror, perf. (inf.)
questus sum (queri) - klagen
-
utinam + welke wijs?
+ conj. - och, moge...
-
surgo, perf. (inf.)
surrexi (surgĕre) - opstaan, opstijgen
-
regredior, perf. (inf.)
regressus sum (regredi) - terugkeren
-
pondus, gen. (geslacht)
ponderis (onz.) - gewicht
-
sunt qui + welke wijs?
+ conj. - er zijn mensen die
-
nimis (bijw.)
te, te veel
-
-
probo (inf.)
- (probare) - goedkeuren
- aannemelijk maken
-
existimo (inf.)
- (existimare) - houden voor, achten
- oordelen, menen
-
dimitto, perf., participium
passief van het perf. (inf.)
dimisi, dimissus (dimittĕre) - wegsturen, laten gaan
-
quaero, perf., participium
passief van het perf. (inf.)
- quaesivi, quaesitus (quaerĕre) - zoeken
- (ab/ex + abl.) vragen aan
-
-
multum (bijw.)
zeer, erg, veel
-
mihi videtur, perf.
- visum est - het schijnt mij toe
- ik besluit
-
profero, perf., participia
passief van het perf. (inf.)
protuli, prolatus (proferre) - te voorschijn brengen
-
consulo, perf., participium
passief van het perf. (inf.)
- consului, consultus (consulĕre) - (+ acc.) raadplegen
- (+ dat.) zorgen voor
-
opus est + welke naamval?
+ abl. - het is nodig
-
gratia
- charme
- gunst, geliefdheid
- dank
-
erigo, perf., participium
passief van het perf. (inf.)
erexi, erectus (erigĕre) - oprichten
-
welke wijs? + causa
gerundivum (gen.) - wegens, ter wille van, om te
-
evenio, perf., participium
passief van het perf. (inf.)
eveni, eventum (evenire) - gebeuren
-
-
-
saeculum
generatie, tijdperk, eeuw
-
aggredior, perf. (inf.)
aggressus sum (aggredi) - aanvallen
-
welke wijs? + gratia
gerundivum (gen.) - wegens, om te
-
vitium
gebrek, fout, schuld
-
fons, gen. (geslacht)
fontis (mnl.) - bron
-
-
omitto, perf., participium
passief van het perf. (inf.)
- omisi, omissus (omittĕre) - achterwege laten, weglaten
- opgeven
-
utilitas, gen. (geslacht)
utilitatis (vrl.) - nut, voordeel, belang
-
satis (+ welke naamval?)
(+ gen.) - voldoende
-
-
eiusmodi
van deze aard, zulke
-
-
-
brevi (bijw.)
in korte tijd
-
-
corrumpo, perf., participium
passief van het perf. (inf.)
- corrupi, corruptus (corrumpĕre) - bederven
- omkopen
-
admoneo, perf., participium
passief van het perf. (inf.)
admonui, admonitus (admonere) - waarschuwen
-
privatus
(ambteloos) burger
-
-
-
operam do, perf. + welke naamval? (inf.)
dedi (+ dat.) (dare) - zich moeite geven (voor/om), zich inspannen (voor/om)
-
praecipio, perf., participium
passief van het perf. (inf.)
praecepi, praeceptus (praecipĕre) - voorschrijven
-
comparo (inf.)
- (comparare) - vergelijken
- gereedmaken
- verwerven
|
|