The flashcards below were created by user
Marius
on FreezingBlue Flashcards.
-
instituo, perf., participia
passief van het perf. (inf.)
institui, institutus (instituĕre) - instellen, beginnen
-
saevitia
wreedheid, woestheid
-
numen, gen. (geslacht)
numinis (onz.) - goddelijke macht
-
sequor, perf. (inf.)
secutus sum (sequi) - volgen
-
ingredior, perf. (inf.)
- ingressus sum (ingredi) - binnengaan
- lopen
- beginnen
-
conor, perf. (inf.)
conatus sum (conari) - proberen
-
utor, perf. (inf.) + welke naamval?
usus sum (uti) + abl. - gebruiken
-
reor, perf. (inf.)
ratus sum (reri) - menen
-
seco (inf.)
(secare) - snijden
-
vito (inf.)
(vitare) - vermijden
-
-
-
immitto, perf., participia
passief van het perf. (inf.)
- immisi, immissus (immittĕre) - erop afsturen
- laten gaan
-
talis...qualis
zo(danig) ... als
-
impono, perf., participia
passief van het perf. (inf.)
imposui, impositus (imponĕre) - leggen op, plaatsen op
-
trepidus
angstig, zenuwachtig
-
orior, perf. (inf.)
- ortus sum (oriri) - ontstaan, beginnen
- opstaan, opkomen (van de zon)
-
casus, gen.
- casus - val
- voorval, geval
- ongeval
-
obvius
tegemoet(komend), tegenkomend
-
-
agnosco, perf., participia
passief van het perf. (inf.)
- agnovi, agnitus (agnoscĕre) - herkennen
- erkennen
-
-
patior, perf. (inf.)
- passus sum (pati) - verdragen, dulden
- toelaten
-
loquor, perf. (inf.)
locutus sum (loqui) - spreken
-
decem (onverbuigbaar)
tien
-
-
-
mereo, perf., participia passief van het perf. (inf.)
merui, meritus (merere) - (ver)dienen
-
vereor, perf. (inf.)
veritus sum (vereri) - vrezen
-
-
-
moror, perf. (inf.)
- moratus sum (morari) - verblijven, zich ophouden
- ophouden, vertragen
-
retineo, perf. (inf.)
- retinui (retinere) - tegenhouden, vasthouden
- behouden
-
aditus, gen.
aditus - toegang
-
-
claudo, perf., participia
passief van het perf. (inf.)
clausi, clausus (claudĕre) - sluiten
-
melior, gen.
melioris - beter
-
compono, perf., participia
passief van het perf. (inf.)
composui, compositus (componĕre) - regelen
-
ars, gen. (geslacht)
- artis (vrl.) - vaardigheid, kunst
- wetenschap
-
promitto, perf., participia
passief van het perf. (inf.)
promisi, promissus (promittĕre) - beloven
-
divus
goddelijk, vergoddelijkt
-
medius (bijv. nw.)
midden in, in het midden van
-
-
hortor, perf. (inf.)
hortatus sum (hortari) - aansporen
-
egredior, perf. (inf.)
egressus sum (egredi) - gaan uit, weggaan, verlaten
-
complector, perf. (inf.)
complexus sum (complecti) - omarmen, vastpakken
-
minor, gen.
minoris - kleiner, minder
|
|