-
1 (mnl., vrl., onz.)
unus, una unum
-
2 (mnl., vrl., onz.), (dat./abl.)
duo, duae, duo, duobus
-
3 (gen.), (onz..)
tres, trium, tria
-
-
-
-
-
-
-
-
20
viginti (onverbuigbaar)
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
redeo, perf., participia
passief van het perf. (inf.)
redii, reditum (redire) - terugkeren
-
occultus
verborgen, geheim
-
consulatus
ambt van consul, consulaat
-
iubeo, perf., participia
passief van het perf. (inf.) + welke naamval?
iussi, iussus + acc. (iubere) - bevelen (aan)
-
memoro (inf.)
(memorare) - ter sprake brengen, vermelden
-
-
postulo (inf.)
(postulare) - (op)eisen
-
cohors, gen. (geslacht)
cohortis (vrl.) - cohort, legerafdeling
-
iungo, perf., participia
passief van het perf. (inf.)
iunxi, iunctus (iungĕre) - verbinden
-
honor, gen. (geslacht)
honoris (mnl.) - eer, eerbewijs
-
dignitas, gen. (geslacht)
dignitatis (vrl.) - waardigheid, aanzien
-
iacio, perf., participia
passief van het perf. (inf.)
ieci, iactus (iacĕre) - gooien
-
intersum, perf. (inf.)
- interfui (interesse) - liggen/zijn tussen
- (+ dat.) aanwezig zijn bij
-
sol, gen. (geslacht)
solis (mnl.) - zon
-
-
contendo, perf. (inf.)
- contendi (contendĕre) - zich inspannen
- zich haasten, snel gaan
- strijden
-
exstinguo, perf., participia
passief van het perf. (inf.)
- exstinxi, exstinctus (exstinguĕre) - (uit)blussen, (uit)doven
- vernietigen
-
comes, gen.
comitis - metgezel, vriend
-
reperio, perf., participia
passief van het perf. (inf.)
- repperi, repertus (reperire) - vinden
- te weten komen
-
finis, gen. (geslacht)
- finis (mnl.) - einde, grens
- (mv.) gebied
-
paulum (bijw.)
weinig, een beetje, even
-
lumen, gen. (geslacht)
- luminis (onz.) - licht
- oog
-
-
factum est
- het is gemaakt, het is gedaan
- het is gebeurd
-
cano (inf.)
- (canĕre) - (be)zingen
- blazen
-
adhuc (bijw.)
tot nu toe, nog
-
vinco, perf., participia
passief van het perf. (inf.)
vici, victus (vincĕre) - overwinnen, overtreffen
-
-
difficilis, (onz.)
difficile - moeilijk
-
tot (onverbuigbaar)
zoveel
-
conspicio, perf., participia
passief van het perf. (inf.)
conspexi, conspectus (conspicĕre) - zien, beschouwen
-
celer, gen.
celeris - snel
-
uterque, gen.
utriusque - elk van beide(n), beide(n)
-
-
lego, perf., participia
passief van het perf. (inf.)
- legi, lectus (legĕre) - verzamelen
- (uit)kiezen
- lezen
-
supra + welke naamval?
+ acc. - boven
-
quidem (bijw.)
- benadrukt het vorige woordweliswaar (vaak gevolgd door sed)
- althans
-
simulo (inf.)
(simulare) - doen alsof, voorwenden
-
accedo, perf. (inf.)
accessi (accedĕre) - naderen, erbij komen
-
ob + welke naamval?
+ acc. - wegens
-
-
alquis, onz.
- alquid - iemand, iets
- (mv.) sommige(n), enkele(n)
-
nubes, gen. (geslacht)
nubis (vrl.) - wolk
-
quod
- omdat
- (+ conj.) omdat (volgens de mening van het onderwerp van de hoofdzin)
- dat/wat (betr. vnw.)
-
vulnus, gen. (geslacht)
vulneris (onz.) - wond
-
pes, gen. (geslacht)
pedis (mnl.) - voet
-
honestus, bijw.
- honeste - eervol
- fatsoenlijk
-
quidam
- een zekere
- (mv.) enkele(n), sommige(n)
|
|